Mondkapjesplicht

De heftige discussie over mondkapjes tijdens de coronacrisis woedt voort. Is het nu verstandig om mondkapjes te dragen in openbare ruimten, drukke winkelstraten of zelfs altijd buitenshuis? Voorstanders vinden een mondkapje een meerwaarde hebben, ook al zou het gering zijn. Wetenschappers vragen zich af of het iets toevoegt aan de al geldende maatregelen. Bovendien lijken de besmettingen nu vooral plaats te hebben op plekken waar het dragen van een mondkapje moeilijk is, tijdens feestjes in de privésfeer of in de kroeg.

Op een aantal drukke plekken in Amsterdam en Rotterdam is vanaf vandaag het dragen van een mondkapje verplicht. De nieuwe maatregel moet ervoor zorgen dat het coronavirus zich niet verder verspreidt. De veiligheidsregio’s doen een experiment met de mondkapjesplicht, die losstaat van de regel om anderhalve meter afstand te houden. Het dragen van een niet-medisch mondkapje, zowel op straat als in winkels, is volgens de veiligheidsregio’s nodig op plekken waar het krap en druk is en waar andere maatregelen onvoldoende werken of leiden tot ongewenste economische effecten.

Afgelopen zondag in Maastricht, waar het toch behoorlijk druk was in enkele winkelstraten en de mensen te dicht bij elkaar liepen, zag ik weinig mondkapjes. Blijft dit zo of komt daar binnenkort eveneens een mondkapjesplicht?

Hoedenmode


Deze afbeelding op een ansichtkaart vond ik afgelopen zondag in een winkeltje in Maastricht. Het eerste waar ik op dat moment aan dacht was mondkapjes. De tekst Spanish Flu 1918 op de achterzijde van de kaart bevestigde mijn vermoeden. Maar uit ervaring weet ik inmiddels dat je veel moet controleren. Na een zoektocht op internet kwam ik de foto regelmatig tegen met de vermelding Spanish Flu 1918. Uiteindelijk vond ik het goede bericht over deze foto die in Het Leven uit 1913 had gestaan: ‘Dames hoeden mode. Sluiers. Twee Amerikaanse millionairs vrouwen in lange rokken begonnen met dragen van een sluier, nagevolgd door Berlijnse vrouwen. Ze lopen gearmd over straat. Plaats onbekend, 1913.’

Foto: Collectie Spaarnestad

Streetlife


In het Fotomuseum aan het Vrijthof bezocht ik gisteren de tentoonstelling Streetlife die tot en met 27 september 2020 is te zien. Het museum laat foto’s zien van de Amerikaanse fotograaf Jamel Shabazz en Hans Rietveld (Maastricht).

Jamel Shabazz (New York, 1960) groeide op in Brooklyn en is al 45 jaar actief als fotograaf. Zijn iconische foto’s zijn veelvuldig gepubliceerd en gebundeld in negen monografieën. Daarnaast is zijn autonome werk opgenomen in de collecties van musea als het Whitney Museum of American Art (New York), The Bronx Museum of the Arts (New York) en het Smithsonian National Museum of African American History & Culture (Washington). In 2018 ontving Shabazz een Gordon Parks Foundation Award.

Hans Rietveld (Den Haag, 1942) volgde een grafische opleiding aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht waar hij sinds 1970 woont. Hij combineerde zijn werk als graficus met fotografie en had een grote interesse en nieuwsgierigheid in mensen. Voor de fotograaf waren Johan van der Keuken en Ed van der Elsken belangrijke tijdgenoten en inspiratoren.



‘Rude Boy’, Brooklyn, New York (stad), 1981. Jamel Shabazz: ‘Deze broer was een van de meest dappere cats (cool persoon) in Flatbush, Brooklyn. Helaas zou hij het leven laten in een zeer gewelddadige confrontatie kort nadat deze foto werd genomen.’


‘Young Boys’, East Flatbush, Brooklyn, New York (stad), 1981. Jamel Shabazz: ‘Terwijl ik door de laan liep in East Flatbush, Brooklyn, mijn oude buurt, kwam ik deze shorties (jong, nieuw in het spel) tegen. Ik benaderde ze gelijk en voerde een gesprek over het belang van aandacht voor verschillende obstakels die ze zullen tegenkomen en die ze op een dwaalspoor kunnen brengen. Ik was oprecht bezorgd over hun toekomst. Naarmate de tijd verstrijkt, zullen velen van hen de ontberingen van het straatleven tegenkomen. De jongen links, wiens naam AZ is, zou de straten overleven als een roos in het beton en een gerespecteerde hiphopartiest worden. die zijn stem gebruikt om positiviteit te inspireren.’


‘The Last Look’, Brooklyn, New York (stad), 1980. Jamel Shabazz: ‘Deze foto is van een oude vriendin van mij van de middelbare school, die ik in jaren niet had gezien. Er werden geen woorden uitgewisseld, maar haar blik sprak tot mijn ziel. Zonder dat ik het wist, zou dit de laatste keer zijn dat onze ogen elkaar zouden ontmoeten.’


‘The Love Connection’, New York (stad), circa 1988. Jamel Shabazz: ‘Vriendschap en liefde zijn twee essentiële componenten waar ik naar op zoek ben bij het maken van afbeeldingen.’

Schokkerdracht


MaaikeW: ‘Kenmerkend voor de Schokkerdracht is de vlindervormige muts met loshangende kinbanden en de kleurige bovenkleding. Aan het eind van de 18e eeuw wordt de dracht met het oorijzer en de gesteven muts bij veel Schokker vrouwen populair. Hierbij wordt over de ondermuts een “hul” van gesteven linnen met een zilveren oorijzer op het hoofd geklemd. Een bont gekleurde “kraplap” bedekt het bovenlijf. Hierover een jakje “het kletje”. Onder de blauw/zwart gestreepte bovenrok dragen de vrouwen een aantal onderrokken. De schort “de boezel” wordt in vouwen geperst. Een halsdoek van geruite stof maakt het geheel af. Een halsketting van bloedkoralen geeft de welstand van de draagster aan.’

Zomer – Matthijs Röling


MaaikeW: ‘De voorwerpen op dit schilderij lijken niet bij elkaar te horen. Wat mij opviel was de pop die met haar rug naar ons toe is geschilderd, rechts zit nog een kleine pop, aanzienlijk minder deftig gekleed. Ook bij dit schilderij van Matthijs Röling ging ik voor de theedoek, al is deze niet meteen zichtbaar naar een merk als DDD te relateren. Wellicht heeft dat te maken met het in een dominante kleur schilderen waarbij wel alle tinten rood worden weergegeven. Dit schilderij en die van de DDDDD theedoek vormen met nog 2 schilderijen de doorbraak van Röling. Op zijn werk staan vaker doeken en poppen afgebeeld. p.s. Ik stond net de was van de lijn te halen en kreeg commentaar van Gerben en Famke (19 en 17) op mijn DDD theedoeken uit 2008 met rozet erop: het waren geen droogdoeken meer; zo versleten en kapot zijn er een paar. Ik weet nog dat ik indertijd alle theedoeken meenam uit de winkel omdat ik ze zo mooi vond en dat is zo gebleven… .’

Staphorster klederdracht


Collectie Stegeman’s Textiel.

Op het eerste gezicht lijkt de zwart-witte stof een gewoon patroon, pas als je inzoomt zie je een soort tempeltje en Chinese mannetjes met een karretje. De paarse lijkt ook een gewoon bloemenstofje, maar dichterbij zie je een oosters paviljoen en poppetjes, vogels en een zeilboot. Dit zijn hele oude onderdoeken van de Staphorster klederdracht.

Staphorst is al regelmatig aan bod gekomen op dit blog. De berichten die ik geplaatst heb zijn gemakkelijk terug te vinden via de witte zoekbalk rechtsboven. Uit de vele verslagen geef ik twee links: De laatste kledingveiling van 2014 in Staphorst en Zonnige dag in Staphorst.

Birdcage – Tilleke Schwarz


Een groot detail uit dit werk van Tilleke is gebruikt als illustratie door Novo Amor. Volgende liedjes komen binnenkort uit met details uit andere borduurwerken van Tilleke.

Singer-songwriter Ali Lacey uit Wales – artiestennaam Novo Amor – heeft in Nederland onder andere in Paradiso en Vredenburg opgetreden. Hij wil zijn nieuwe vinylplaat illustreren met borduurwerk van Tilleke Schwarz. Recent heeft hij zijn eerste single gelanceerd op de bekende sociale media en de komende maanden volgt er meer en omstreeks november de vinylplaat. Te zijner tijd komt er ook merchandise (tasje, T-shirt etc.), waarschijnlijk in 2021 als zijn internationale optredens (USA, Azië etc.) weer door kunnen gaan. Wie weet loopt Tilleke volgend jaar in een T-shirt met haar werk erop. Men denkt er zelfs over om een borduurpatroontje te verstrekken zodat de fans dit op hun kleding kunnen borduren.

Hier kun je naar muziek van Novo Amor luisteren.

Herinnering aan Textielpost


MaaikeW: ‘Ik realiseerde me dat ik jou een herinnering aan textielpost nooit verteld heb, dus bij deze. Ik moest in blok 2 van dit studiejaar 2019-2020 stage lopen in groep 7. Uiteraard was de eerste les een kennismakingsles om mij zelf te introduceren bij 27 10/11-jarigen. Hiervoor nam ik een aantal voorwerpen mee zoals een gezinsfoto, een merklap en een aantal textielpostkaarten van jou: de kaart met Amalia erop, een sinterklaaskaart en een kaart met dames in klederdracht erop. Deze roerige groep wist direct wie het meisje op de kaart was en de sinterklaaskaart werd bewonderd terwijl ik ook de achterkant met sinterklaaspostzegel liet bewonderen. Wat klederdracht was, wisten ze, mijn eerste leerlingen uit mijn stagegroep. “Wat een bijzondere hobby heb jij!” Klonk het. Leuk hè!’

Maaike, erg leuk om zo’n fijne reactie van je leerlingen te krijgen!


MaaikeW: ‘In 2010 lanceerde je Textielpost op je weblog en wat had ik daar veel plezier in! Zo veel plezier dat ik nu 10 jaar later nog steeds textielpost stuur. Het is zo ontzettend leuk om een textielkaart van jou te ontvangen en zelf op zoek te gaan naar leuke kaarten. Daarna thuis, blijven de kaarten liggen totdat ze aan de beurt zijn: wat kan ik vinden aan informatie over het afgebeelde. Ik heb in deze jaren heel wat kennis opgedaan op deze manier, het brede zoeken naar textielkaarten was voor mij een hele fijne uitdaging. Je adres schrijf ik uit mijn hoofd op, dat mag duidelijk zijn. Dat zal even wennen zijn eind juli/medio augustus 2020 als ik geen textielkaarten meer hoef te sturen omdat je stopt met je weblog en textielpost. Eigenlijk stopte je daar al mee op 3 maart 2014. Je had toen ruim 600 textielkaarten ontvangen. Maar ik geloof niet dat ik de enige was die ze toch bleef sturen omdat het zo leuk was! Ik denk dat we in deze 10 jaar hooguit een handvol “dubbele” textielkaarten hebben verstuurd, dat wil wat zeggen.’

Twee prachtige ‘borduur’kaarten van De Handwerk Boetiek.

Poesiealbum van Nelly

Josefien Sjoerds vertelt vandaag het levensverhaal van Nelly aan de hand van haar poesiealbum:


‘Dit bijzondere poëziealbumpje kwam een tijdje geleden op mijn bureau terecht. Het kwam uit een veilingverkoping van een kringloopwinkel. Het is klein (11 bij 15 cm) en dun en zelfgemaakt in oorlogstijd. Zoals vaker bij items uit die tijd zijn er kleine details die op vaderlandsliefde wijzen, maar die voor de onderdrukker, de Japanners in dit geval, verborgen moesten blijven want dat was verboden. Dit albumpje is bijvoorbeeld beplakt met een restje stof met rood, wit, blauw en oranje bloemetjes en de bladzijden zijn samengenaaid met oranje garen. Het meisje, dat dit maakte, had het geluk dat er nog papier te vinden was in haar omgeving, want ze zat in Indië in een interneringskamp. Ze heeft het goed moeten verstoppen want Japanners hielden er niet van als de kampbewoners konden beschikken over papier, pen en potloden. Omdat ik goed bekend ben met die Indisch-Nederlandse geschiedenis – en de archieven er over – hoopte ik te kunnen achterhalen van wie dit albumpje ooit geweest moest zijn. Er stond een naam in: Nelly Steneker.

Na zoek- en leeswerk heb ik de maakster gevonden en omdat ik alles uit openbare bronnen heb gehaald kan ik het volgens mij ook delen: Nelly moet zijn Petronella Philippine Steneker, geboren in 1933 en overleden op 74-jarige leeftijd, in 2007. Moeder was Margaretha Martha Elisabeth Heidema, geboren in Heinenoord op 22 september 1897 en overleden in 2011 te Ede, ze was toen 95 jaar. Vader Pieter Philippus Steneker, geboren in februari 1898, overleden in 1976 in Voorburg N.Br, was toen 78 jaar. Vader was ingenieur weg- en waterbouw. Het echtpaar trouwde in 1921 toen beiden 23 jaar waren, ze kregen tien kinderen, Nelly was de vijfde.

Ruim voor de Tweede Wereldoorlog is dit echtpaar naar Indië gegaan omdat vader daar ging werken. Alle kinderen zijn daar geboren. Ik mag er vanuit gaan dat ze er een goed leven hadden, tot de oorlog uitbrak. Vader werd zonder twijfel opgeroepen voor militaire dienst en krijgsgevangen gemaakt. Waarschijnlijk werd hij gedwongen te werken aan de beruchte Birma-spoorlijn waaraan destijds tienduizenden krijgsgevangenen zijn bezweken. Moeder en de kinderen werden ook geïnterneerd omdat ze Europeanen waren. In welke kampen ze precies hebben verbleven weet ik niet, maar waarschijnlijk zijn ze wel een paar keer gedwongen van locatie verhuisd, dat was gebruikelijk.

Uit het poëziealbum valt op te maken dat Nelly in 1944 in het interneringskamp Halmaheira zat. Dat was op Java, in het oosten van Semarang. Ze heeft voorin in het albumpje geschreven dat ze dit zelf heeft gemaakt terwijl ze in het kamp zat. Ze was toen dus een jaar of 11. Onderstaand zie je een tekening die gemaakt is in dit kamp, uit de collectie van het Museon, getekend door mevrouw Lameris.


Het ziet er op deze tekening best liefelijk uit, maar de tekenares heeft alle storende elementen weggelaten. Je moet je bovendien realiseren dat ze er met velen in gehuisvest waren. In dit dubbele huisje woonden 70 mensen, ze werden dag en nacht bewaakt, moesten hard werken en kregen nauwelijks eten. Het gaat op de tekening om gang II, met de huisnummers 20 en 22. Nelly verbleef in het volgende tweetal op no. 26, in een soortgelijk huisje dus. De omheining liep vlak achter de huisjes langs en was zo dicht dat er van de buitenwereld niets kon worden gezien. In dit kamp waren er ongeveer 100 huisjes en er woonden ruim 3000 mensen.

Het eerste versje in het album dateert van maart 1944 en de rest volgt snel in de navolgende dagen en maanden. De meeste versjes zijn geïllustreerd met tekeningetjes, maar bij sommigen zitten echte poëzieplaatjes. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat die er later bij zijn geplakt.


Illustratie uit het album.

Vervolgens zijn er drie versjes van na de bevrijding, uit maart, april en juni 1946, maar die zijn geschreven in Nakhon Pathom, en dat is gelegen in Thailand, regio Bangkok. Het werd mij duidelijk dat de familie en lotgenoten daarheen moeten zijn getransporteerd en dat is de reden dat ik aanneem dat vader aan de Birma-spoorlijn heeft gewerkt. Zijn gezin werd waarschijnlijk daarheen gebracht met als doel: de gezinshereniging. Vaak moesten ze daar dan met elkaar nog vele maanden blijven.

In het album werden in juli 1946 twee versjes geschreven op het schip de Tabinta, dat repatrianten vanuit Bangkok naar Amsterdam bracht. De familie Steneker is aan boord, zo blijkt uit de passagierslijsten.


M.S. De Tabinta in de haven van Amsterdam.

Ze gaan in Nederland waarschijnlijk aanvankelijk naar familie, maar zo’n groot gezin kan ook bij familie verspreid door heel Nederland terecht zijn gekomen. Dat gebeurde toen veel. Nelly kwam misschien in Bennebroek, want er is een versje geschreven door een nichtje die het dateert met Bennebroek 29 augustus 1946. Wat er daarna met de familie gebeurt, is niet duidelijk noch openbaar, maar ik ga er vanuit dat vader weer gewoon aan het werk is gegaan. Wel is bekend dat ze in Souburg zijn gaan wonen.

Nelly emigreerde later naar Nieuw Zeeland, trouwde en werkte daar. Haar man overleed al in 1977, hij was toen 53. Ik denk dat ze geen kinderen kregen. Dat heb ik opgemaakt uit familieberichten in oude kranten. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat Nelly later terug is gekomen naar Nederland en dat na haar overlijden in 2007 wat van haar spulletjes bij een kringloopwinkel zijn beland. In hoeverre ze contact heeft gehouden met de vriendinnen en lotgenoten van destijds die in het album schreven? Daar kan ik alleen maar naar raden… . Ik ben blij dat het mijn aandacht trok en dat ik het boekje weer een context kon geven. Ik weet zeker dat er instituten zijn in Nederland die het graag willen ontvangen en conserveren ter herinnering aan dit stuk Nederlandse oorlogsgeschiedenis waarvan wij nu het 75e jaar gedenken.’

Breigilden


Foto: Topfoto/Polfoto & Shutterstock.

In de middeleeuwen was breien een mannenberoep. Het werd streng gereguleerd door breigilden, waarvan de leden, net als kleermakers en smeden, veel aanzien genoten. Tijdens de Industriële Revolutie in de 19e eeuw namen machines een groot deel van het werk over en verloren mannen hun interesse voor het breien.