Unorthodox


De Amerikaanse Deborah Feldman groeide op in een zeer orthodox milieu – de Satmar-gemeenschap – in New York. Deborah was anders dan de andere meisjes uit haar gemeenschap. Ze had moeite met de vele regels, de achterstelling van vrouwen, het isolement en het ontbreken van enig vermaak. Op haar zeventiende werd ze uitgehuwelijkt en haar belangrijkste taak was het baren van kinderen. Deborah kreeg een kind maar haar leven werd er niet beter door. Uiteindelijk lukte het haar om te breken met de familie en te vertrekken naar Berlijn om daar een nieuw leven op te bouwen. Netflix maakte een vierdelige serie die gebaseerd is op de autobiografie van Deborah Feldman. Vorige week zaterdag keek ik alle afleveringen achter elkaar. Zeer de moeite waard, echt een aanrader! De film begint met de vlucht naar Berlijn waar Deborah gaat wonen bij een groep musici, maar daar komt het verleden naar boven. De flashbacks in de film zijn autobiografisch, de belevenissen in Berlijn zijn verzonnen. Een fors deel van de serie is in het Jiddisch wat de film zeer ten goede komt.


Drie boeken die ik las: Onorthodox van Deborah Feldman waar nu dus een vierdelige serie over gemaakt is door Netflix. Maarten ’t Hart bespreekt dit boek, Mazzel tov van Margot Vanderstraeten: Margot vertelt hoe ze als student bij een orthodox-joods gezin in Antwerpen terechtkwam om de kinderen bijles te geven. Ze bouwt een hechte band met de familie op en met name met de oudste dochter. Als het niet meer nodig is om bijles te geven, blijft Margot toch contact houden met de familie. Een mooi beschreven verhaal van Margot Vanderstraeten. Zij was te gast bij VPRO boeken dat je hier terug kunt kijken, en dan Leerschool van Tara Westover: ook over dit boek vertelt Maarten ’t Hart. Het is een krankzinnig verhaal, bijna niet voor te stellen dat dit vandaag de dag nog voorkomt. Freek de Jonge: ‘Verplichte kost voor de vijfde generatie tot in den treure afgescheiden gereformeerden, voor de vierde generatie pinksterbeweging, de derde generatie moslims en verder voor iedereen die in zijn jeugd beschadigd is door huiselijk, seksueel of verbaal geweld, en die weet dat er meer in hem of haar zit in dan eruit komt.’ Drie titels die het lezen meer dan de moeite waard zijn als je je graag wilt verdiepen in een orthodox milieu en het mormoonse geloof.

Koningsdag wordt Woningsdag


Iedereen die dat wil kan het Wilhelmus meezingen of meespelen met het Koninklijk Concertgebouworkest.

De verjaardag van koning Willem-Alexander wordt dit jaar achter gesloten deuren gevierd. De koning zal om 10.00 uur een korte boodschap uitspreken.


De boodschap van de koning op NPO1.

Gedurende de dag worden beelden gedeeld van de viering van Koningsdag door het koninklijk gezin middels televisie, de Nederlandse beeldbanken, berichten op de social media-kanalen van het Koninklijk Huis.


Om 16.00 uur sluit de koning Koningsdag af door het glas te heffen tijdens de Nationale Toost.

Bak- ofwel trekmangel en mangeldoeken


Na de mangelplank met rol kwam de trek- ofwel bakmangel om het vlakke textiel te strijken. Op de afbeelding zie je dat de bak één klep heeft, die op de rollen rust, en geopend kan worden. In de bak werden grote zware stenen of loden platen gelegd om druk uit te kunnen oefenen op de houten rollen. Hierdoor komt er wrijvingswarmte vrij waardoor het linnengoed glad en glanzend wordt gestreken. Koud strijken dus.


Vier loden platen in de bak van de trekmangel.

In Duitsland treft men mangels aan met drie rollen, in Nederland zijn het vaak vier houten rollen. Je kunt maar met twee rollen tegelijk mangelen, ondertussen worden op een mangeltafel de twee andere rollen klaargemaakt voor het mangelen. Op deze manier verliest men geen tijd en kan het werk continue doorgaan. De mangeldoek werd als beschermingsdoek gebruikt zodat het linnengoed geen beschadigingen kon oplopen. Het linnengoed was een kostbaar bezit. In Nederland zijn eenvoudige effen lappen linnen gebruikt als mangeldoek. In de tweede herziene druk uit 1870 van het boek ‘De huisvrouw’ van Henriette Davidis vinden we de instructie hoe men de mangeldoek moest gebruiken: ‘De rollen moeten zeer glad wezen, daar de minste oneffenheid het goed zou beschadigen…; men dient er minstens vier te hebben, ten einde, in den tijd dat er twee gemangeld worden, weder twee anderen gereed te kunnen maken. Zij die de rollen maakt, spreidt het goed dat voor eene rol bestemd is, op de tafel uit, legt de rol er op en wikkelt die er zeer stijf in. Als het goed bijna is opgerold, legt men op het nog overschietende eind een mangeldoek, dien men het beste neemt van zwaar graauw linnen, ruim anderhalve oude el lang en zoo breed als de mangel, zonder zoomen aan den kant, zelfs aan de rafeleinden niet gezoomd, en slechts omgeworpen en aan het einde voorzien van twee sterke dubbele banden, die, ongeveer een kwart elk van de zelfkant verwijderd, zijn aangezet. Dezen doek rolt men verder om het goed en de rol heen, en ten slotte worden de banden vastgestrikt, dan gaat de rol onder den mangel en, als die behoorlijk geladen is, zijn veertig slagen voldoende om het goed glad te krijgen; men telt twintig malen naar den eenen trekker en twintig malen naar den anderen terug.’ In dit geval zaten er aan de mangeldoek banden, maar mangeldoeken met banden zijn mij niet bekend.

Hoe gebruikte men de mangeldoek? De mangeldoek werd op de mangeltafel gelegd, vervolgens werd hier het te mangelen linnengoed, iets vochtig (niet te vochtig want anders ontstaan er vochtplekken), van gelijke dikte (niet te dik en niet te dun) gelegd. Hierna werd het linnengoed met de mangeldoek strak en netjes opgerold. De trekmangel werd een stukje gekanteld zodat de twee mangelrollen onder de zware houten bak gelegd konden worden. Met minimaal twee personen werd de zware trekmangel heen en weer getrokken. Dan ging het niet om een paar slagen maar zeker om enkele tientallen voordat het linnengoed glad en glanzend was. Tijdens het mangelen rolde het linnengoed telkens een stukje van de rol af en weer op. Hierdoor was het zo belangrijk dat het linnengoed met de mangeldoek goed op de rol zat.

In Nederland staan op een aantal plaatsen nog trekmangels met vier rollen. Borg Verhildersum heeft op de kleerzolder zo’n mangel staan en hebben zij een mooi filmpje gemaakt waarin je kunt zien hoe de trekmangel werkt. Hier kun je het filmpje bekijken.

In 2003 schreef ik de publicatie Wascht en manghelt glat of ick sla iou vor iou gat – Mangelen en mangeldoeken waar ik nog slechts 10 exemplaren van heb. Heb je belangstelling voor het boekje stuur me dan een berichtje via het contactformulier dat je rechtsboven op mijn blog kunt vinden. De prijs van het boekje is inclusief verzendkosten – binnen Nederland – € 9. Normaal is de prijs van € 9 exclusief verzendkosten, maar de portokosten € 3,64 neem ik voor mijn rekening. In 2014 waren enkele fraaie mangeldoeken te zien in het Historisch Museum de Bevelanden, in 2015 op de Handwerkbeurs in Zwolle en in 2009 zag je mangeldoeken in Roermond. Ben je op zoek naar een bijzondere mangeldoek stuur me dan een berichtje via het contactformulier. Ik heb zowel mangeldoeken met een rode of een blauwe rand, met tekst of zonder tekst, met motief of zonder, 2 meter of 3 meter.

Verpleegkundig uniform


de Volkskrant: ‘Eindelijk staat de verpleegkundige weer waar deze hoort: op een voetstuk. In de loop der tijd hebben zowel het imago en de status van verpleegkundigen als hun uniform verschillende gedaanten gekend. Een terugblik.’


Hygea “The First Nurse”, 1933 Produced by Ring Sanatorium and Hospital Inc., Arlington Heights, MA

Cécile Narinx schrijft voor de Volkskrant een artikel over de verpleegkundige en het uniform. Narinx neemt de collectie Pictures of Nursing van Michael Zwerdling als uitgangspunt. Het is een verzameling van 2588 ansichtkaarten die aangekocht is door U.S. National Library of Medicine in Bethesda. De eerste afgebeelde verpleegkundige is de Griekse godin Hygieia. Nu weet je ook meteen waar het woord hygiëne vandaan komt. De Grieken eerden Hygieia als een machtige godin, wier taak het was te waken over de gezondheid van mensen.


Voor de meeste mensen zal Florence Nightingale de bekendste verpleegkundige zijn. Ze werd ook de De vrouw met de lamp genoemd omdat ze in de Krimoorlog vaak ’s nachts met een lantaarn de ronde deed langs haar patiënten. Onder haar leiding wist zij orde in de hospitaalafdeling van de Selimiye-kazerne te scheppen en bereikte dat de verzorging van gewonden aanmerkelijk verbeterde. Toch stierven juist in haar ziekenhuis relatief de meeste soldaten. Ze drong aan op een onderzoek, waaruit bleek dat een defecte riolering de oorzaak was. Hier heeft ze haar leven lang een sterk besef van het belang van hygiëne aan overgehouden. Op 12 mei – de verjaardag van Florence Nightingale – wordt elk jaar de Dag van de Verpleging gehouden.


Postcard advertising the canteen service of the Cincinnati chapter of the American Red Cross. The postcard features a black and white illustration of a nurse in a long robe holding a stretcher that has an injured person on it. There is a large, red-printed Red Cross symbol beside her. Publisher not identified, between 1914 and 1919?.

Verder noemt Narinx in haar artikel de Nederlandse Rosa Vecht en de Belgische Marie Somers de allerstoerste frontengelen. In 1914 redde zij drie Britse mariniers uit een brandend Belgisch ziekenhuis en doorstonden zij gruwelijke martelingen van de Duitsers. Ook in de Tweede Wereldoorlog werden verpleegkundigen geëerd en aanbeden zoals een kaart uit 1943 laat zien met een Rode Kruis-verpleegkundige en de tekst The Greatest Mother in the World.


Oh, something about a pretty girl and a wounded soldier with a happy ending, ca. 1918. Created by Rez Maurice. Produced by The Regent Publishing Co. Ltd., London.

De romantiek in de Zwerdling-collectie ontbreekt niet. Vrouwen die vallen voor hun patiënt of verliefd worden op een dokter.


He’s taken a turn for the nurse, 1940s. Created Zoë Mozert (1907—1993). Produced by International Mutoscope Reel Co., New York.

Nog rijker geïllustreerd is de categorie saucy, wat uitdagend betekent.


Diaconessenkostuum (1890-1900). Foto: Inge Hondebrink.

In het Tijdschrift voor ziekenverpleging uit 1918 staat het artikel Onze uniformen en wat er mede in verband staat: ‘Het wit symboliseert de smetteloze reinheid van zeden en gedachten, na den tijd van groote zedeloosheid, waarin de ziekenverzorgsters leefden in de 16e, 17e en 18e eeuw, geen overbodige eisch.’ Volgens Dan Gentile stond in de VS het vak van verpleegkundige in de 19e eeuw dicht bij dat van prostituee, en werden beide beroepen vaak gecombineerd. Zelfs na de hervormingen van Florence Nightingale werden veroordeelde prostituees in New York voor de keuze gesteld: de gevangenis in of als verpleegster gaan werken. De kleding van de diaconessen die zich vanaf 1844 in Nederland vestigden hielden het midden tussen de tenues van nonnen en van nette, getrouwde burgervrouwen: alles om verwarring met ‘volksvrouwen’ te voorkomen. Ook in alle lekenuniformen die sindsdien werden ontworpen stond voorop dat de betreffende dames simpel en fatsoenlijk gekleed moesten, vaak met wite manchetten, schorten, kraagjes, kapjes, zwarte kousen en schoenen met lage, brede hakken. Alles was erop gericht om te tonen hoe keurig ze waren, zowel qua hygiëne als qua zeden. Dit laatste om de fantasie van de mannen met en voor wie ze werkten vooral niet te prikkelen.

Het artikel van Narinx wordt aangevuld met de tijdbalk Highlights in de geschiedenis van verpleegkundigen en hun werkkleding. De hierbij afgebeelde kostuumfoto’s en de uniformdetails komen uit de publicatie Handen uit de mouwen – 150 jaar verpleegkundige uniformen waar ik op 2 juni 2014 over schreef.

Ik heb een korte samenvatting gemaakt van het uitgebreide artikel Veelzijdig uniform van Cécile Narinx dat te lezen staat in de Volkskrant van woensdag 22 april 2020.

Juf breit 23 poppetjes


NH Nieuws: ‘Gijs heeft een zes op zijn buik, want hij was laatst jarig. En alle kapsels kloppen op de 23 gebreide figuurtjes van zo’n tien centimeter hoog. Juf Ingeborg van groep 1/2 van de Haarlemse Bavinckschool heeft in deze coronacrisis zonder les de hele klas in goed gelijkende poppetjes gebreid.

Opeens waren ze er niet meer. Ingeborg: “Het was allemaal op stel en sprong dat de school dichtging. Het overviel me allemaal zo. De kinderen waren niet meer op school. En ik mis ze zo.”

Op Pinterest had ze eerder een gebreid poppetje gezien en toen dacht ze: ik ga de klas breien. Meisjes die vestjes dragen hebben vestjes, jongens die van donkere kleding houden hebben een zwarte trui aan. Wie een bril heeft, draagt als poppetje ook een bril. Zelfs aan sproetjes is gedacht. Per poppetje was ze drie á vier uur bezig.

Vervolgens liet ze een foto van de poppetjes zien aan de ouders en kinderen. Eerst zonder namen, dan konden ze thuis raden wie wie was. Het kostte de kinderen weinig moeite zichzelf terug te vinden. Het duurde niet lang of de ouders appten de vragen van hun kinderen terug: En waar is de juf dan? Toen was juf Ingeborg weer een paar uur bezig met katoen om een replica van zichzelf te maken.’

Veenhuizen


MaaikeW: ‘Je schreef over vondelingen die naar Veenhuizen toegingen. Bij aankomst krijgen meisjes en jongens kleding aangereikt in de kolonie. Jongens kregen een linnen hemd, een pilo en linnen kleppenbroek, pilo buis, halsdoek, sokken en klompen, wollen pet. Meisjes kregen een linnen hemd, een wollen rode baaien onderrok, kraplap, wollen jakje, zwarte wollen overrok, sokken en klompen, linnen boezelaar, halsdoek, katoenen muts in zwart en wit. Tussen 1824 en 1869 worden 8916 wezen opgenomen in de kolonie Veenhuizen. de gemiddelde leeftijd is 15 jaar, 2118 wezen overlijden gedurende hun verblijf.’


MaaikeW: ‘In 1818 werd de Maatschappij van Weldadigheid gesticht en in 1823 werd gestart met een dwangkolonie voor bedelaars. De bedoeling was om hier duizenden wezen op te vangen, maar het aantal op gezonde wezen bleef achter. Hierdoor veranderde Veenhuizen geleidelijk naar een plaats waar voornamelijk bedelaars en landlopers naar toe werden gestuurd. Bij binnenkomst moest de gevangene alles afstaan. Werkzaamheden konden verricht worden in een stoomspinnerij omdat veel kolonisten ongeschikt zijn voor de zware landarbeid. In 1841 werd door Johannes van den Bosch een stoomspinnerij geopend waar elk jaar 20 en 170.000 pond garens werd geproduceerd.’

In dit bericht lees je over Collectie Veenhuizen. Suzanna Jansen schreef het mooie boek Het pauperparadijs, een zoektocht naar haar voorouders. Drie generaties verbleven in het gesticht Veenhuizen.

Nog een koto naaien


NRC Handelsblad: ‘In vijf grote koffers bewaart Siglien Wijntuin (62, horecamedewerker bij een NS-kiosk) de ruim honderd koto’s die ze de afgelopen jaren maakte. Stapels geperste en gevouwen bontgekleurde, Creools-Surinaamse kleding.

“De koto komt uit ons slavernijverleden. Hij werd beïnvloed door Afrikaanse klederdracht.” Oorspronkelijk bestaat hij uit een bigi koto, “een hele lange rok”, een jaki, “een soort hemdje” en een angisa, een hoofddoek. “Van een lap stof die om het lichaam werd gewikkeld, is de koto zich gaan ontwikkelen. Er zijn oneindig veel variaties.”

Wijntuin koestert de herinnering dat ze er voor het eerst een droeg. “In de Palmentuin in Paramaribo was een tentoonstelling van koto’s. Een vrouw vroeg of ik model wilde staan. 21 was ik. De foto heb ik altijd bewaard.”

Ze woonde al jaren in Nederland toen ze op haar vijfenveertigste zelf haar eerste koto maakte. “Ik ben niet opgevoed met de Surinaamse cultuur maar gaandeweg ga je je informeren. Je gaat vragen stellen.” Wijntuin: “De meeste Surinaamse vrouwen hebben er een of meer in huis, maar sommigen houden er helemaal niet van. Mijn moeder droeg nooit een koto, mijn grootmoeder van vaders kant altijd. Ze had een werkkoto voor in huis – blauwachtig, dan zie je het vuil niet zo –, een koto om in naar de markt te gaan, een voor feestjes.”

In de woonkamer naait ze een rood-wit exemplaar, met muziek van de Surinaamse zender Radio Apintie. “Deze is voor een Ingie pré, een feest waar de Indiaanse elementen van de Surinaamse cultuur voorop staan. Bijna iedereen komt in rood-wit, we drinken cassiri en eten cassavebrood.” De koto wordt gedragen met keti koti, de afschaffing van de slavernij, op 1 juli. “Of bij andere feesten, een koto dansi, of verjaardagen, op je veertigste vaak roze, vijftigste geel, enzovoort.”

Eerst kiest Wijntuin de stof, en dan komen de ideeën vanzelf, ook tijdens het knippen en naaien. “Nu ik niet kan werken door het coronavirus wil ik de hele tijd aan de slag. Maar dat wordt veel te duur.” Enige tijd geleden besloot ze om koto’s op bestelling te gaan maken, te verkopen en te verhuren. Op de Facebookpagina Juvannas Koto Wijntuin zie je haar Afghaanse, Antiliaanse, Marokkaanse en Nederlandse NS-collega’s als ‘kotomisi’s’ in Javaanse prints, waxstoffen, satijn en kant. Geen twee modellen zijn hetzelfde. “Ik wil laten zien dat je er alle kanten mee op kunt. En dat een koto door alle culturen gedragen kan worden.” Ze voelt zich trots als ze een vrouw in een van haar koto’s ziet. “Als je een koto draagt, voel je je waardig en deftig. En dat zie je.”‘

Foto: Folkert Koelewijn

In de maand december 2019 bezocht ik de tentoonstelling Kotomisi – de kracht van klederdracht. Foto’s van deze tentoonstelling kun je hier en hier bekijken. Voor foto’s en informatie over de angisa moet je naar dit bericht gaan en voor foto’s en informatie over de kotomisi ga je naar dit bericht. Op 1 juli vindt in Amsterdam traditiegetrouw het Keti Koti Festival plaats. Of het festival dit jaar doorgaat, is nog de vraag.