Op 21 februari 2011 maakte ik je attent op de Textiel Plus kunstdagen en vandaag was het zover. De Lebuïnuskerk is gevuld met prachtige textielkunst en diverse materialen. Vanmorgen zat ik om 09.00 uur in de trein die ervoor zorgde dat ik op een mooi tijdstip in Deventer was.
Parelketting 8 van Karin Kortenhorst; metaaldraad, kunststoftape en bladgoud. In Textiel Plus nummer 215 kun je meer lezen over Karin Kortenhorst.
De Lebuïnuskerk is een schitterende locatie, voldoende ruimte waardoor je elkaar niet in de weg loopt. De twee lezingen van vandaag waren de moeite waard. Gillian Vogelsang demonstreerde het gebruik van de sluiers, zoals die worden gedragen in het Midden-Oosten en de westerse wereld. Stoffig? was de titel van de lezing van Inge Specht, conservator Nederlands Leder en Schoenen Museum. Aan de hand van voorbeelden liet zij diverse schoenen zien die op enigerlei wijze te maken hebben met textiel.
Enkele weetjes uit beide lezingen:
– Een batoola is een soort masker dat samen met een hoofddoek wordt gedragen in het zuidelijke deel van Oman.
– Een vrouw die de chador draagt waarvan het naai- en borduurwerk zich aan de buitenkant bevindt, is op zoek naar een man. Zij is een prostituee.
– In Nederland werd de huik tot aan de Tweede Wereldoorlog gedragen, zowel door katholieken als protestanten. De huik is oorspronkelijk Arabisch: de haik. Vanuit Andalusië zou de haik naar Nederland zijn gekomen waar het de naam huik kreeg.
– Tot 1600 zien we geen hak onder de schoen. Tot dan werden er plateauzolen gebruikt.
– Een hak was een mannending. Met een hak zou de man niet uit de stijgbeugels vallen.
– Tussen 1600-1860 was er geen verschil tussen een rechter- en linkerschoen.
– Alleen de ’textiel’schoenen van de mensen die zich deze schoenen konden veroorloven zijn bewaard gebleven.
– De ’textiel’schoen was voor binnen.
– De eerste naaldhakken waren van hout. Nadeel: ze braken snel. Later werd de naaldhak verstevigd met een metalen pin.
– De schoenindustrie is in Nederland teloorgegaan in de jaren zestig van de vorige eeuw door toetreding van Italië en Spanje tot de EEG.
– Vernieuwingen in de schoen wordt steeds lastiger waardoor men het zoekt in de vernieuwing naar materialen.
De bultenmof is een gebreid winteraccessoire van Sarena Huizinga uit de collectie die ze ontwierp voor de expositie Fit In bij Intermezzo.
Voor Tine de Ruysser (Engeland) begint het in 1997 met een vouwopdracht voor studenten juweelontwerp in Antwerpen. Tine neemt de zeshoekige honingraat als uitgangspunt en weet het papier door vouwen vorm en beweeglijkheid te geven. Die onschuldige opdracht was het begin van een fascinerende zoektocht naar materiaal dat oogt als metaal, maar vouwt als papier. Ze werd als post graduate student toegelaten op Royal College of Art Londen, waar ze sinds een paar jaar werkt binnen een team. Tine houdt zich vooral bezig met wearables, draagbare producten.
Johanna Schweizer heeft een voorkeur voor archetypes, waar ze dan haar eigen verhaal inlegt en voor het niet direct voor de hand liggende. Ideeën werkt ze op een heel eigen wijze uit tot ruimtelijke, soms bijna doorzichtige figuren. Het lastige van haar werk is dat ze haakt aan iets slaps en plats dat uiteindelijk iets stijfs en ruimtelijks moet worden. Ze moet dus veel stappen vooruit denken, de vorm moet er tijdens en door het haken ingebracht worden. Eenmaal klaar wordt de slappe figuur gedompeld in stijfsel en opgevuld. Na droging wordt die tijdelijke vulling eruit gehaald en kan de figuur zelfstandig bestaan. In Textiel Plus nummer 208 kun je meer lezen over Johanna Schweizer.
Morgen (26 maart) kun je van 10.00 tot 17.00 uur terecht in de Lebuïnuskerk voor de tweede en laatste Textiel Plus kunstdag.