In Het Klederdrachtmuseum in Amsterdam is tot en met 1 juni 2020 de mooie expositie Kotomisi – De kracht van klederdracht te zien. Over dit onderwerp schreef ik al eerder op dit blog. In 2010 werd het postzegelvelletje Grenzeloos Nederland & Suriname uitgegeven met daarop informatie over de kotomisi en de angisa. In 2013 bezocht ik in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem de expositie Kleur bekennen in streekdracht en kotomisi. Voor foto’s en informatie over de angisa moet je naar dit bericht gaan en voor foto’s en informatie over de kotomisi ga je naar dit bericht. Textielpost bracht prachtige textielkaarten uit Suriname die je hier en hier kunt bekijken.
De tentoonstelling Kotomisi – De kracht van klederdracht wilde ik uiteraard zien. Om je een indruk van deze prachtige tentoonstelling te geven, maakte ik verschillende foto’s.
Het Klederdrachtmuseum zegt het volgende over de geschiedenis van de kotomisi: ‘De koto klederdracht heeft zich in het stedelijk gebied in Suriname ontwikkeld na 1873 – tien jaar na de afschaffing van de slavernij. Het is een samensmelting van kleding uit West- en Centraal-Afrika met kleedgewoonten en elementen uit de Europese mode uit de 18e en 19e eeuw.
Opvallend bij de koto’s is de naamgeving van de kleding en de symbolische betekenis van stofpatroon en kleur. De werkkleding van de veldslavinnen stond in stofkeuze in schril contrast met de pracht en praal van de deftige kleding van de Europese elite, en de kleding van de tot slaafgemaakte in de stad, en die van de concubines van de slavenmeesters.
Het verhaal dat de kotomisi in de slaventijd zou zijn bedacht door de jaloerse echtgenotes van de blanke plantage-eigenaren, bedoeld om de vormen van de slavinnen te verdoezelen, is inmiddels voldoende ontkracht, maar voor velen toch een reden om de dracht af te wijzen.’
‘Een kotomisi is niet compleet zonder de kunstig gevouwen angisa, de hoofddoek. De plankhard gesteven angisa wordt door Afro Surinaamse dames nog steeds gedragen. Het stofpatroon en de verschillende bindwijzen vertellen een boodschap. Het doorgeven van boodschappen door de hoofddoek op een bepaalde manier te binden is waarschijnlijk met de tot slaaf gemaakten uit West-Afrika meegenomen.’
Links: Amek Sani: de kleding van de gangmaakster op feesten bestaat uit drie verschillende koto’s waarvan de middelste een gestreepte koto is. Haar yaki (jasje) is een krutu sidon model lang (toga). Haar angisa wordt gebonden met drie hoofddoeken en in beide handen heeft ze drie hoofddoeken waar ze mee zwaait bij het dansen. Om haar hals, polsen en enkels draagt zij sieraden. Rechts: De marktvrouw w’woyo Uma. Kleine donkere ruit (werkkleding) met madras angisa gewoon op het hoofd gestrikt zonder spelden. Koto uit 1920.
Links: Witte koto met geborduurd handwerk gemaakt door een Saramacaanse uit Semoisi. Hier zien we tekens die zij vaak ook in de kalebas verwerken. De angisa is een Miss Henar Ede van Pangi stof. De naam pangi is vermoedelijk een verbastering van paantje of pagne, de naam van de wikkelrok van de slavinnen uit de 18e eeuw. Pangi’s werden toegepast in de koto’s en nu nog voornamelijk gebruikt in de Marron cultuur.
Links: Witte koto met duif. Yu porifisi doifi, yu waka na ala presi fu pori mi nen, mi nen yu kan pori, ma mi geluki yu no man pori. Jij verwend kreng, je loopt overal mijn naam te bekladden, maar mijn geluk kan je niet verpesten (1910). Rechts: Blauwe koto met bloempje. Louisa kibrikibti sote toch a meki Philip Roos kisi en. Louise verschool zich een hele tijd voor de avances van Philip Roos, maar toch wist hij haar het hof te maken (1930).
Links: Wit-rode koto met amandelen erop. Te yu abi pasensi fu piri bita amandra, dan yu sa dringi wan switi orgeade. Als je geduld hebt om de bitere amandelen te pellen, zal je een lekkere orgeade (amandeldrank) drinken (1920). Rechts: Koto met bruine kronkel. Broymisi meki yu sekseki, mi na wan pesi brede me e suku. Bruine vrouw maak je niet druk, ik zoek alleen een stuk brood. Koto 1883-1890.
Twee kotomisi’s van geruite stoffen. Deze ruiten zijn in beide klederdrachten van Spakenburg en Suriname toegepast. De stof van de rode koto (1989) is dezelfde als de rode doek in de kraplap uit Spakenburg. De linker misi draagt een angisa met de naam Pawtere, pauwenstaart. De rechter misi heeft een angisa met de naam Prodo feda, wat betekent mooi uitgaan, pronken. Feda doeken staan voor ruzie zoeken.
Een koto van rond 1920 met als bijzonder stuk de tulen hand geborduurde rok. De angisa wordt Miss de Neef genoemd. Als de schouderdoek over de rechterschouder wordt gedragen zoals hier, dan betekent dat dat de vrouw vrij is. Maar over de linkerschouder betekent het dat de vrouw getrouwd is, het hart is bezet.
Bron tekst: Het Klederdrachtmuseum