In de Remonstrantse Kerk in Sommelsdijk waar ik vanmiddag een lezing gaf over de merk- en stoplappen uit het Burgerweeshuis Amsterdam viel mij direct de borre – Flakkees dialect voor de collectezak van de kerk – op. Twee stuks met een geborduurde G erop en twee zonder borduurwerk. Uiteraard wilde ik graag de betekenis hiervan weten. De uitleg bleek meer voor de hand te liggen dan ik dacht: deponeer je geld in de borre met de geborduurde G erop dan is dit geld bestemd voor de Gemeente – de kerkelijke gemeente -, doe je geld in de borre zonder borduurwerk dan is dit bestemd voor de diaconie.
Het woordenboek der Zeeuwse dialecten geeft voor borre de volgende omschrijving: ‘beurs:G. veroud., doch men hoort nog schertsend tot kinderen: Hei je kittig in de borre?: flink wat in de beurs, veel gekregen?; ook komter wat in de borre, als ze jarig zijn, of nieuwjaar komen wensen. Gewoon is het woord nog in de bet.: kerkezakje: Hie loapt mit de borre: hij is kerkmeester of diaken: Gdr.; Mdh. Zie: beuze.’