Chanel versus Schiaparelli


Wie was de grootste vrouwelijke naam in de mode van de twintigste eeuw? Gabrielle Chanel, lijkt het voor de hand liggende antwoord. Chanel kreeg vanaf de late jaren twintig echter felle concurrentie van Elsa Schiaparelli, een ontwerpster die speelse, artistieke mode maakte die compleet tegenovergesteld was aan de sobere luxe van Chanel. De rivaliteit zweepte de twee ontwerpsters op tot grote creatieve hoogten.

Heb je de uitzending Chanel versus Schiaparelli gemist? Je kunt deze boeiende documentaire alsnog hier bekijken.?

Rondom textiel van Henriette Beukers


Henriette Beukers schrijft al meer dan vijftig jaar over hand­gemaakte textiel. Samen met haar man Henk Beukers vormde zij de hoofdredactie van Ariadne, de Ariadne Handwerkbibliotheek en Het Komplete Handwerken. In 1978 startten zij het tijdschrift Handwerken zonder Grenzen. Daarnaast maakten zij onder andere een groot deel van de Fabeltjeskrantpoppen en bijzondere toneelkleding. In Rondom textiel wil Henriette Beukers haar kennis doorgeven – kennis die zij gedurende al die jaren dankzij velen heeft opgebouwd.

Het boek Rondom textiel komt uit op 6 februari 2015 en kun je hier bestellen. Natuurlijk kun je ook op 7 of 8 februari 2015 naar de expositie in het Hurns kerkje gaan. Beide dagen zal Henriette aanwezig zijn om haar nieuwe boek te signeren.

Sculptural Felt International

Vanmorgen werd de expositie Sculptural Felt International geopend in Museum de Kantfabriek in Horst. Deze reizende tentoonstelling werd samengesteld door Kitty Korver en haar man Leo Visscher. De deelnemers die vooral via internet zijn opgespoord, komen uit de Verenigde Staten, Nederland, Japan, Australië en Canada. Het is een fraaie tentoonstelling en in de catalogus wordt het als volgt omgeschreven: ‘Een internationale 3D vilttentoonstelling, waarin de werken niet alleen de landsgrenzen overschrijden, maar ook de technische grenzen van de traditionele manier van vilten door de combinatie met andere technieken, vormen en materialen.’


Chung-Im Kim (Canada) werkt met industrieel vilt. Ze brengt er kleur en motieven op aan en maakt er reliëfs van. Alles wordt met de hand aan elkaar genaaid tot een groter geheel.


Detail van het werk van Chung-Im Kim.


Ursulus solicitude disneyus van Stephanie Metz (Verenigde Staten). Stephanie is geïnteresseerd in de manier waarop de mens levensvormen om zich heen manipuleert. Prikvilten of droogvilten – het handmatig verdichten van de wol met een naald – is voor haar een manier om wol te manipuleren en beelden te maken die bij dit thema passen.


Ursulus parvulus 5-14 van Stephanie Metz.


Kitty Korver (Nederland) maakt van vilt krachtige strakke schaalvormen.


Luminary van Anita Larkin (Australië). Anita combineert handgemaakt (nat)vilt met moderne afgedankte voorwerpen. Haar beelden verwijzen naar menselijke interactie en miscommunicatie.


Fulcrum van Anita Larkin.


Werk van Jenne Giles (Verenigde Staten). Jenne gebruikt tijdens het natvilten verf, bindmiddel en lijm samen met de wol.


Werk van Rebecca Howdeshell (Verenigde Staten). Rebecca werkt met industrieel vilt en brengt daar textuur en reliëf op aan. Dit doet ze onder andere door machinaal te borduren. Ze associeert haar werk met archeologie, het doet denken aan afdrukken van botten in het zachte vilt.

Sculptural Felt International is te zien tot en met 12 april 2015 in Museum de Kantfabriek in Horst.

Art Nouveau damast


Fraai gestileerde bloemmotieven en gracieus weergegeven vogels sieren in het eerste kwart van de 20ste eeuw veel tafelgoed. In deze tijd van de Art Nouveau nodigen Nederlandse linnenweverijen kunstenaars uit om voor hen damastpatronen in die stijl te ontwerpen. Damast wordt vaak in één kleur – wit – geweven. De subtiele, verfijnde patronen ontvouwen zich pas wanneer je in de juiste hoek kijkt. Chris Lebeau wordt bekend in die tijd, door meer dan 60 oogstrelende ontwerpen voor damast te maken. Het TextielMuseum maakte een selectie uit een reeks prachtige damasten in Art Nouveau stijl, geweven in het begin van de 20ste eeuw en presenteert deze tot en met 1 november 2015 in de expositie Art Nouveau damast.

Rond 1900 vindt er internationaal een vernieuwing plaats in de kunstnijverheid. Deze stroming – Art Nouveau of Jugendstil genoemd – kenmerkt zich vooral door het breken met de gewoonte om klakkeloos historische stijlen na te volgen. Een nieuwe eeuw vraagt om een nieuwe kunst. De Engelse Arts & Crafts beweging is een groot voorbeeld. Zij propageert de visie dat een goed ontworpen product, met vakmanschap vervaardigd, de kloof tussen maatschappij en publiek overbrugt. Decoraties worden vaak ontleend aan de natuur of aan kunstnijverheid uit het verleden. Sommigen ontwerpers ontdekken de Oosterse kunst als inspiratiebron, vooral de Japanse houtsnede. Motieven worden gestileerd, nabootsing van de natuur wordt afgewezen.

In Nederland zijn er twee stromingen in de Art Nouveau te onderscheiden. Enerzijds zijn er sierkunstenaars die streven naar een sierlijke en elegante vormgeving. Zij laten zich inspireren door de Franse en Belgische Art Nouveau. Deze richting wordt wel aangeduid als ‘curvi-lineair’, of ironisch als ‘sla-oliestijl’. Zwierige natuurvormen en motieven in een simpel, gestileerd lijnenspel zijn kenmerkend. De andere stroming, vaak aangeduid met ‘constructieve richting’ laat een grotere soberheid en een strakkere vormgeving zien. Invloed vanuit Duitsland en Oostenrijk is hier onmiskenbaar. Bij Nederlandse textielontwerpers is deze stijl niet bijzonder populair.

… omdat ik niets meer heb te doen

In 1990 werd op een donderdagavond het radioprogramma ‘Man en Paard’ van de KRO uitgezonden vanuit ’t Anker in Venlo. Hans Böhm was de presentator. Een van de smaakmakers op die avond was de heer Sänger, destijds het oudste lid van de Venlose Schaakvereniging. Hij was ervan overtuigd dat schaken voor hem hersengymnastiek was. Hij had altijd een klein potloodje bij zich en een klein zakboekje om zijn zetten te noteren. Hij sprak Nederlands met een Duitse tongval. Vooruitlopend op de poëzieweek volgt hier het gedicht dat die avond werd voorgedragen door de heer Sänger:

Ik heb vijftig lange jaren
hard gewerkt als een paard.
Ik verdien nu een pensioentje
en ik heb nog wat gespaard.
Ik woon in een mooi huisje
met een tuin als een plantsoen.
Nu ga ik heerlijk rusten,
omdat ik niets meer heb te doen.

‘Ik werk door’, zei toen mijn vrouwtje,
‘ik word nooit gepensioneerd
en ik vind het billijk,
dat je mij wat assisteert.’
En nu kan ik koffie zetten
en ik was, ik strijk, ik boen,
ik dek de tafel, was de kopjes,
omdat ik niets meer heb te doen.

Ons allerliefste tuintje moet worden uitgebuit.
‘Doe het zelf maar, dat spaart ons de tuinman uit.’
En nu sta ik maar te spitten
en plant ik wortel en meloen.
Ik heb blaren aan mijn handen,
omdat ik niets meer heb te doen.

Als mijn kleinzoons zich vervelen,
doen ze niets dan kattenkwaad.
‘Ga naar opa’, zegt de moeder,
‘die weet met zijn tijd geen raad.’
Ma en oma gaan de stad in
en verteren mijn pensioen.
En ik speel dan indiaantje,
omdat ik niets meer heb te doen.

Ik heb een kippenhok getimmerd
en fok kippen met geduld.
Maar de eieren zijn niet lekker
en mijn vrouw zegt: ‘Dat is jouw schuld.’
’s Avonds lees ik in een boekje
over de verzorging van het hoen,
totdat ik doodvermoeid in slaap val,
omdat ik niets meer heb te doen.

Ik ben tachtig, ik ben tuinman,
wasvrouw, werkster, keukenmeid,
kippenboer en gouvernante;
alles voor de aardigheid.
Ik loop te zweten en te zwoegen
met een hoofd als een pioen.
Ik raak nog overspannen,
omdat ik niets meer heb te doen.

– 1990 Heer Sänger 83 jaar –

Frans Molenaar (1940-2015)


Afgelopen vrijdag overleed Frans Molenaar op 74-jarige leeftijd. De Nederlandse couturier viel eind vorig jaar van de trap in zijn woning in Amsterdam en verbleef sindsdien in het ziekenhuis. Vrijdag overleed hij aan de gevolgen van zijn val. Zijn 99ste collectie wordt dit voorjaar gepresenteerd en in het najaar zou hij zijn 100ste show geven.

Frans Molenaar volgde een opleiding aan de kleermakersvakschool in Amsterdam en vertrok daarna naar Parijs waar hij stage liep bij onder andere Charles Montaigne, Guy Laroche en Nina Ricci. In 1967 openende Frans Molenaar zijn eigen couturehuis in de Van Baerlestraat in Amsterdam. Bij het grote publiek werd hij bekend door zijn collectie voor C&A. Maar ook de Haagse vuilnismannen, de kassières van Albert Heijn droegen zijn outfits. Naast kleding ontwierp hij onder andere brillen, gordijnen, vloerbedekking, meubels en Leerdamglas. Vaak is hij beloond voor zijn werk. In 1995 ontving Frans Molenaar een lintje in de Orde van Oranje Nassau en in 2003 kreeg hij de Max Heymans-ring, een tweejaarlijkse oeuvreprijs van de Nederlandse Vereniging van Modejournalisten. In 1986 was er een grote overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Gemeentemuseum Den Haag en in 2005 besteedde het Centraal Museum in Utrecht aandacht aan foto’s van deze ‘modekoning’ zoals hij zichzelf graag presenteerde. Met zijn 100ste show wilde Frans Molenaar een punt zetten achter zijn carrière.

In eerdere logjes kwam Frans Molenaar al eens voorbij: zoals hier en hier. Hier een ontwerp van hem en in 2007 liep ik de ontwerper bijna omver in Amsterdam.

Engeland, Nederland en Zwitserland


Annemie Koenen: ‘Deze kaart is door mezelf gemaakt in een swap tussen Britse en Nederlandse viltsters. Nu ben ik weer in Engeland en stuur deze als textielkaart naar jou.’


WilmaD: ‘Ik vond je foldertje in het museum van Goes. Zelf spaar ik klederdrachtkaarten uit de hele wereld. Hopelijk is dit de bedoeling. Het is een stuk van een zijden vest van de Zeeuwse klederdracht.’


EllyV: ‘Toen ik deze kaart zag moest ik aan jou denken en om je dat te laten weten stuur ik hem aan je op.’


TinekevM: ‘Het is niet de geijkte textielkaart en toch weer wel. In Appenzell, St. Gallen, was de stitchery van grote betekenis, maar nu doen nog maar een paar vrouwen met de hand. In het museum was een mooie tentoonstelling, maar ik ben niet handig met foto’s maken en op de mail te zetten. In St. Gallen was de afdeling stitchery en andere textielvormen helaas gesloten.’