Vervolg expositie Geisha

Geisha’s (geisha betekent letterlijk ‘iemand die kunsten, gei, beheerst’, waarmee zij een avond vooral aangenaam laat verlopen) worden vaak verward met courtisanes, de Japanse prostituee. Vanaf begin 17e eeuw kennen steden als Edo, het huidige Tokio, Kyoto en Osaka hun officiële vertierwijken waar deze courtisanes werken. Vanaf halverwege de 18e eeuw zijn in deze wijken zoals Yoshiwara, Shimabara en Shinmachi, ook vrouwelijke geisha’s op afroep beschikbaar voor dansoptredens met begeleiding van shamisen, trom of fluit. Maar lang niet altijd blijft het daarbij. Met het verbod op prostitutie in 1950 verdwijnen de traditionele courtisanes; de vraag naar geisha’s blijft.


Deze kimono droeg Yoshimi-san toen zij oudere maiko (leerling geisha) was. De kimono is gemaakt om in de tweede maand te dragen. Het heeft een ingeweven patroon van goud omrande origami kraanvogels, esdoornbladeren, pijnboom- en wilgentakken, en waterplanten. De kraanvogels zijn weer versierd met patronen, zoals de traditionele combinatie van pijnboom, bamboe en pruimenbloesem, en symbolen van schatten.


Twee jonge maiko, leerling geisha’s. Zij zijn herkenbaar aan hun rode kraag, de kleurige en rijk gedecoreerde kimono, en aan hun rood geverfde onderlip. In het haar dragen zij elk een takje kersenbloesem, ofwel een verwijzing naar de lente, ofwel als een direct herkenbaar ‘Japans’ element voor de gemiddelde westerling die deze ansichtkaarten kocht.


Op de voorgrond zie je een kimono voor een jongere maiko, gedragen in de vierde maand, met een patroon van vouwwaaiers met bloemen zoals camelia, mandarijn en chrysant en esdoornbladeren tegen een karmozijnrood fond dat alweer bestrooid is met dezelfde bloemen. De obi (ceintuur/band) heeft een decor chrysanten en slingerplanten met bladeren.


Kam met een versiering van takken van de pijnboom in goudlak, te associëren met het begin van het jaar. Japan, eerste helft 18e eeuw.


Haarversiering die zowel jongere als oudere maiko bij speciale gelegenheden in het haar rechts van het voorhoofd dragen. De haarpen in de vorm van een opengevouwen waaier met afhangende slierten heeft het huiswapen van Yoshifumi, een klimopblad.


Kimono voor oudere maiko, gedragen in de zesde en/of de negende maand, met een geweven patroon van reigers tussen het riet bij een stroom met golven. De obi met een decor van bladeren van Spaans Riet, die met pijnnaalden zijn vastgepind zodat het zeilbootjes lijken, op een blauwe stroom. De obi wordt nog eens extra geknoopt met een koord met voorop de zilveren waaiervormige obidome met een decor van een gestileerd bloemmotief in granaat, opaal, en andere halfedelstenen.


Kimono voor jongere maiko, gedragen in de zesde of negende maand, met een patroon van esdoornbladeren en chrysanten tegen een patroon van een heg. De obi met een decor van ballonklokje, Spaans riet, chrysanten, paulownia en pijnbomen. De obi is extra geknoopt met een koord en voorop de zilveren obidome met een decor van een waaier waarop chrysanten en gelukssymbolen zoals ‘de paddenstoel van lang leven’, een schriftrol en een vliegenkwast. Het stuk parelmoer verwijst naar de dochter van de drakenkoning, de Japanse Neptunus. Parels, diamantjes, edelstenen en halfedelstenen zoals aquamarijn completeren het geheel.


Iwasaki Mineko (1949), geboren als Tanaka Masako verlaat zij op jonge leeftijd haar huis om in het Gion district van Kyoto te gaan werken. Op haar 21ste heeft zij de reputatie van beste danser en maiko van Japan. Zij ontmoet beroemdheden als Prins Charles en Koningin Elizabeth II. Op haar 29ste stopt zij, trouwt en wordt moeder. Nu wekt zij vooral als zakenvrouw. In het buitenland is zij bekend dankzij het boek van Arthur Golden Dagboek van een geisha. In 2002 publiceert zij haar autobiografie Mijn leven als Geisha.

Bron tekst: Rijksmuseum Volkenkunde

De expositie Geisha is te zien tot 6 april 2015 in het Rijksmuseum Volkenkunde in Leiden. De persoonlijke verhalen maken deze tentoonstelling extra aantrekkelijk en waardevol.