Nieuwste Voorjaarsmode

De voorjaarsmode hangt al in de winkels als het nog volop winter is. Wie is er dan in de stemming om haar garderobe uit te breiden met de nieuwste lentemode? Nee, we wachten liever tot het echte voorjaar zich aandient en dat valt vaak samen met Pasen. Immers, we willen met Pasen op ons paasbest eruit zien. Of is dit inmiddels achterhaald?
Bij de aankoop van een nieuw kledingstuk zullen weinigen zich de vraag stellen naar de historische afkomst van onze textielfabricage en textielhandel. In het AO boekje 1145 dat uitgegeven is op 13-1-1967, wordt het antwoord gegeven.

Hier volgt een korte samenvatting van het verhaal.

Dat verhaal begint al in 1648. In dat jaar eindigt onze Tachtigjarige Oorlog. In hetzelfde jaar eindigt achter onze oostgrens de Dertigjarige Oorlog, waaruit Duitsland tevoorschijn komt als een legkaart van tientallen staatjes, ernstig verwoest, en meestal straatarm. Sindsdien trekken uit het ontredderde Duitsland elk jaar tienduizenden seizoenarbeiders naar de ‘steinreiche’ Republiek, een stroom die ook in de 18e en 19e eeuw doorgaat. Sommige Duitsers brengen de zomer op Groninger of Hollandse walvisvaarders in de buurt van Groenland door, maar de meesten verhuren zich als landarbeiders. Aangezien het leeuwendeel van die boerenknechten Hans schijnt te heten, noemen de Nederlanders hen Hannekemaaiers.
De Hannekemaaiers waren op de boerderijen intern. Zij kregen loon en eten. Menige Nederlandse boerin was verrukt over de degelijkheid van het linnengoed dat deze arme boerenknechten droegen. De vraag: ‘Breng volgend voorjaar, als je weer hier komt, eens een lap voor me mee’, kwam dan ook snel. Dit gold dan voor de knechts uit Westfalen, want het Westfaalse linnen stond bekend als het beste linnen van Europa.

Het vlas dat in de zomer was geoogst, werd in de winter tot draad gesponnen. In ieder huis in Westfalen stond een spinnewiel. Ieder jong meisje moest de vaardigheid van het spinnen beheersen, want: wie niet kon spinnen, kon ook niet trouwen. Het weefgetouw ontbrak eveneens niet. Behalve linnen-bij-de-el leverden zij ook handdoeken, tafellakens, kussenslopen en blauw- of roodgeblokte beddetijken. Als laatste volgde het bleken en dan was het Westfaalse linnen gereed voor de handel. De pioniers van de linnenkoopman die naar het rijke Nederland gingen, kwamen het eerst uit de Westfaalse dorpen: Mettingen, Recke en Hopsten. De pioniers kozen vooral Friesland en Groningen tot hun werkterrein. Een noorderling noemde een Duitser een poep en de linnenmarskramer stond snel bekend als de fijndoekspoepen. Zelf kozen de Mettinger kooplieden een andere naam: Tödden, Tjödden, Tiötten of Tuötten of zoals wij in Nederland Tjutten zeggen.

Benedictus Lampe was twintig jaar toen hij omstreeks 1830 het Tjuttenpad koos en met enkele broers Hollandgänger werd. In Sneek huurden de heren een huis en vandaar uit trokken zij langs de Friese huizen en boerderijen. In 1834 zette Lampe op het Grootzand in Sneek zijn eerste echte winkeldeur open. Bernhard Georg Voss begon al in 1797 een manufacturenwinkel in Bolsward en in 1841 begonnen in Sneek de broers Clemens en August (C&A) Brenninkmeijer uit Mettingen met een startkapitaal van ruim 3300 gulden. Aan het eind van dat jaar hadden zij een winst van duizend gulden en éénenzeventig cent.

Op de afbeelding zie je Clemens en August Brenninkmeijer op weg naar Nederland.

Omstreeks 1880 waagden Voss, Lampe en C&A de sprong van Friesland naar West-Nederland, met name naar Amsterdam. Daar ontmoetten zij andere Westfalers als concurrenten: Henri Hollenkamp, Theodorus Peek en Heinrich Kloppenburg. Uit Lohne kwam Anton Kreymborg, die in korte tijd 24 textielzaken in Nederland opende.

Eveneens omstreeks 1880 voltrok zich de overgang van lappen stof naar kant-en-klaar-kleding ofwel confectiekleding. Het idee was niet nieuw. In 1770 opende de Parijzenaar Dartigalongue een winkel waar herenkostuums, in alle soorten en naar de laatste mode, kant en klaar te koop waren. Men richtte zich aanvankelijk uitsluitend op herenkleding omdat die veel gelijkvormiger was dan de dameskleding en dus eerder voor confectie in aanmerking kwam. Tussen de opening van de eerste Lampe winkel in Sneek in 1834 en 1900 verdubbelde het aantal Nederlanders van 2,5 tot 5 miljoen. Een kleine bovenlaag bleef zich maatkleding veroorloven, maar de welvarende, koopkrachtige middenstand vroeg steeds meer naar confectie, dat steeds beter van snit en afwerking werd. Alleen het arbeidersloon liet omstreeks 1900 het kopen in de grote confectiemagazijnen nog niet toe. Later kwam hier verandering in door toedoen van Clemens Brenninkmeijer’s zoon Clemens II (1862-1938). Hij was een voorstander van confectie voor iedereen.

‘Levenslange levensduur’ was de eis, die omstreeks 1900 menig man aan zijn kostuum stelde. Voor de oerdegelijke en plankharde pakken stikten de meisjes de linnen plastrons.

16 gedachten over “Nieuwste Voorjaarsmode

  1. Wat een heerlijk verhaal. Morgen ga ik het nog eens rustig overlezen. Al die bekende namen die kwamen en, helaas, de laatste tijd ook weer gingen.
    Fijne paasdagen,
    Anneke SK

  2. @Anneke SK, eigenlijk is het allemaal nog niet eens zo lang geleden. Voor ons zijn het allemaal bekende namen waar het merendeel van verdwenen is. C&A probeert na een terugval opnieuw terug te komen met o.a. een collectie van Frans Molenaar. Ik heb de indruk dat het weer beter gaat met C&A.

  3. Wat leuk om over al deze namen te lezen.
    Komen een hoop herinneringen boven .
    Mijn moeder was dol op deze winkels en ik moest altijd mee.

  4. Wat leuk om te lezen. Ik ken de zaken van vroeger, behalve Kreymborg en Peek en Kloppenburg, die kwamen pas later naar Heerlen, waar ik ben opgegeroeid. Maar mijn eerste schoenen waren van Hollenkamp. De eerste gekochte kleding was mijn communiejurkje uit 1956. Ik weet alleen niet meer uit welke winkel dat kwam. Dat vond ik als 6-jarige niet belangrijk! Toen ik wat ouder werd heb ik lang gezeurd om eindelijk ook eens kleren uit een winkel te krijgen zoals iedereen….mijn moeder naaide alles zelf, naar háár smaak!
    Tegenwoordig kom ik zelden of nooit in een grootwinkelbedrijf. Het personeel is niet in de klant geïnteresseerd en heeft geen belang bij een verkoop aan mij. De kleinere winkels vind ik prettiger en het hoeft echt niet zoveel duurder te zijn. Als ik alleen al hoor wat er bv. bij de Bijenkorf betaald wordt…..en waarvoor????

  5. Bedankt voor dit mooie log Berthi! Fijne Paasdagen gewenst!

  6. Mieke S,ik herken veel van mezelf in jou reactie.Mijn moedere naaide ook alles zelf.Was misschien een jaar of 11 misschien 12 dat ik m’n eerste gekochte mantel kreeg,wat was ik daar blij mee.Ik denk dat de mantel bij 1 van de bovengenoemde winkel kwam.
    Allemaal Prettig Paasdagen

  7. Prachtig verhaal over die Hannekemaaiers! In Drenthe waar ik 35 jaar in een 200 jaar oude saksische boerderij woonde stonden ze ook bekend als degenen die verf van zeer goede kwaliteit meebrachten en dat kon je nog altijd zien bij ons in het dorp. Zo gauw je begon in welke boerderij dan ook met afkrabben van lagen verf van bv. de bedsteedeuren, kwamen dezelfde oude kleuren in elk huis te voorschijn: osserood en een prachtig grijsgroen en…een diep oud-roze! Die laatste kleur was echt uniek voor ons dorp. Onze hele bedsteewand van 6 meter lang en 3 meter hoog was in die kleur geschilderd en wij hebben, toen we erachter kwamen dat dat een Hannekemaaierskleur was, lang gezocht en die tint uiteindelijk met de hand laten mengen. De wand is nóg altijd roze (de huidige bezitters van ons huis lieten hem gelukkig zitten), héél bijzonder! Die jongens grepen inderdaad elke kans aan om via dit soort handel naast hun seizoensarbeid bij te verdienen. De textielvoorbeelden die je noemt zijn natuurlijk prachtig! Wat een ondernemingslust!

  8. Wat een leuk verhaal met vele bekende namen. Wist je dat de benaming poepen waarschijnlijk komt van het duitse “Buben” (jongen)?
    Ook in de Peel kwamen deze seizoensarbeiders.
    @Mieke mijn moeder naaide ook alle kleren zelf. Ze was geabonneerd op marion en daar mochten wij dan een modelletje uit kiezen. Ook de stof mochten wij uitkiezen (als we in de buurt waren) die de marskramer bij zich had.
    In een klein dorp had je deze winkels niet.
    Fijne dagen voor iedereen!!

  9. @Mieke S, alle namen zijn bij mij bekend, op eentje na: Hollenkamp.
    Twee keer per jaar ging ik met mijn moeder naar de stad Eindhoven voor nieuwe kleren, in het voor- en najaar! Voor de rest van het jaar bleven wij in het dorp.
    @Frouke, het waren echte doorzetters en zwakkelingen trof je niet aan onder de kooplieden. Ik lees in het AO-boekje:
    ‘Op zijn rug hing de ripert, een fluwelen of manchester zak die als een hoes om een leren bak spande. In de bak bevonden zich de losse mappen met staaltjes textiel. De zak, met een koord dichtgetrokken, droeg hij aan een stok over de schouder. De ripert woog zestig tot tachtig pond. Jaarlijks dit gewicht enige duizenden kilometers langs abominabel slechte wegen dragen vergde lichaamskracht en uithoudingsvermogen. Zelfs voor de gehardsten was het een zware opgave. De meesten werden niet ouder dan vijftig jaar en velen stierven ver van huis: in Enkhuizen en Bergsche Hoek, in Zwolle en Leeuwarden.’
    Petje af voor deze zeer gedreven kooplieden!
    Schitterende boederij hadden jullie. Ik kan me voorstellen dat je met enige weemoed afscheid hebt genomen.

  10. Wat een mooi stukje geschiedenis! Al die bekende namen die dan toch weer een gemeenschappelijk verleden hebben.
    Mijn moeder maakte veel kleding zelf, maar er werd toch ook regelmatig wat gekocht. In Eindhoven dus.

  11. mooi verhaal en voor mij hele bekende namen ook Hollenkamp. Poepen als naam voor deze marskramers kende ik wel, OOk de man met de kiep, de hannekemaaier was een arbeider die in de hoogzomer kwam om te maaien bij de boeren.

  12. Wat een mooi verhaal. Ik vind het sowieso altijd heel leuk om over cultuurmengelingen te lezen. Interessant hoe dit indertijd is gegaan. Ik had geen idee dat C&A niet oorspronkelijk Nederlands was.
    Fijne Pasen.

  13. Wat een mooi stukje geschiedenis over onze kleding. Bij ons thuis werd door mijn moeder ook alle kleding gemaakt (veel nog uit oude kleding van de tantes) Toen mijn moeder een keer in het ziekenhuis lag en ik een nieuwe winterjas nodig had ging ik met mijn tante naar de winkel en kreeg mijn eerste gekochte jas. Een camel met houtje-touwtjes sluiting. Nog kan ik heel moeilijk afstand doen van kleding, mijn jas uit 1990 draag ik nog steeds met erg veel plezier.
    Elma

  14. Mooie verhalen over bekende namen en hoe ze naar hier toe kwamen .
    Onlangs kon je in de krant lezen dat er nog alleen grootwinkelbedrijven kunnen bestaan .
    De kleine middenstander kan het niet meer volhouden . Dan denk ik even aan de toch wel bloeiende Quiltwinkels . Ze zijn aardig verspreid over het land . Inmiddels zijn er internet winkels in opkomst . Al willen de meeste kopers zo graag hun lapjes eerst zien en voelen .
    Wanneer je niet meer zo gemakkelijk in gewone winkels kunt komen , dan is internet verkoop wel fijn .
    Niet leuk wanneer onze winkelstraten uit eenheidsworsten gaan bestaan .
    Dat is eigenlijk al jaren zo aan de gang .
    Ik heb eens even uitgebreid de verschillende series AO boekjes bekeken .
    Ik wist eigenlijk niet dat ze er nog waren .
    Zo vlak na de oorlog mijn drie jaren kuren thuis moeten doorbrengen , kreeg ik vaak lectuur toegestuurd van het Rode Kruis .
    Toen heb ik meerdere keren AO boekjes gekregen .
    In die dagen was de radio erg belangrijk .
    Er kwam een zieken programma , waar je dagelijks naar kon luisteren .
    Alex van Wayenberg was een welkome gast bij mij . Uitgave van een ziekenblaadje , contacten met mede kuurders .Al riep ik altijd luid , ik ben niet ziek , het was alleen een been dat mij zittende hield .
    Over deze tijd moest ik weer denken toen ik hier over de AO boekjes las .
    Voordat ik van Oost naar West ging wonen , was ik enkele jaren werkzaam in een modezaak , een echt familie bedrijf .
    Broers uit een groot gezin waren samen de zaak begonnen .
    Het breidde zich snel uit er kwamen in enkele grote plaatsen filialen , in de eerst zaak waren 4 broers werkzaam , waarvan de jongste nog maar een broekie was van ongeveer twintig jaar .
    De vader van de heren kwam regelmatig de ronde doen . Hij was ooit begonnen om op zijn fiets de boer op te gaan en lappen stof wist te verkopen .
    Hij heeft natuurlijk hard moeten werken , zuinig omgaan met alles was voor hem belangrijk .
    Wanneer hij s,ochtends in aantocht was riep een van de meisjes zeg doe de lamp uit want de ouwe heer komt er aan .
    Hij zou nooit zeggen dat we de lamp uit moesten doen , maar wist het wel mooi te verkondigen , Het is gelukkig al weer vroeg licht s,ochtends !
    Hoewel het toen zo goed ging , bestaan de zaken al lang niet meer . Hoe precies de afloop is gegaan heb ik nooit gehoord .

  15. zo, de brenninkmeyertjes zitten al zo lang in de textiel!
    textiel nu zou langer mogen meegaan maar weinig mensen zouden willen dat hun kleren levenslang meegaan: zo heb je geen reden om je naar de nieuwste mode te kleden …

  16. Hallo,

    ich möchte für unsere Ausstellung gern die Zeichnung/das Bild der beiden jungen Männer verwenden. Woher stammt es?
    Entschuldigen Sie bitte, dass ich Ihnen auf Deutsch schreibe. Besser Englisch oder ist das in Ordnung?
    Vielen Dank für Ihre Mühe und beste Grüße aus Bremerhaven,
    Katrin Quirin

    DEUTSCHES AUSWANDERERHAUS BREMERHAVEN

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *