Trouwen en trouwkaarten

De herfst en winter zijn niet zo geliefd om in te trouwen. Het zijn de maanden mei, juni en september die erg populair zijn bij de bruidsparen. Maar was dit in het verleden ook zo? Josefien Sjoerds dook de geschiedenis in en schrijft het volgende interessante artikel over trouwen en trouwkaarten:

‘Enige tijd geleden heb ik een verhaal voor dit weblog geschreven over het gebruik van visitekaartjes. Natuurlijk moest ik mij toen in de etiquette van destijds verdiepen en bij het bladeren door die hele oude boekjes, van rond 1900, viel mij ook het hoofdstuk op dat over huwelijken ging. Omdat ik een aantal oude trouwkaartjes in mijn bezit heb leek het me leuk daar ook eens wat aandacht aan te besteden.

Trouwen ging in het laatste deel van de 19e eeuw nog wel een beetje anders dan nu. Om te beginnen met de aankondiging: een trouwkaartje uit die tijd is heel klein en bevat heel weinig informatie. Het kleinste kaartje dat ik heb (8 x 5 cm, formaat visitekaartje) gaat over het huwelijk van Tijs en Wytske uit Bergum: het vermeldt alleen de datum van “eerste afkondiging”: 21 april 1872.


En onderstaand het oudste kaartje (kaartje is een groot woord, het is gewoon papier… ) uit 1864: het huwelijk van Pieter en Welmoed.


Ook hier wordt, naast de namen, melding gemaakt van de “eerste afkondiging 8 mei 1864”: wat betekende dat? Het had te maken met de huwelijksaangifte, het “in ondertrouw gaan”. Tegenwoordig doe je dat digitaal en meld je je voorgenomen huwelijk via het internet. Die melding blijft een jaar geldig. Het in ondertrouw gaan is stilletjes afgeschaft in 2015.

Rond 1870 had dat qua gebeurtenis heel wat meer om het lijf: het was de start van de huwelijksperiode en werd als een belangrijke stap ervaren. De avond vóór de aangifte moest het paar de huwelijksaankondigingen naar familie en bekenden verzenden. De volgende dag gingen zij dan samen naar het gemeentehuis voor een korte formaliteit. Als je je huwelijksvoornemen bekend had gemaakt gaf dat de gemeenteambtenaren de mogelijkheid om te controleren of er bezwaren zouden kunnen bestaan tegen het huwelijk. Die bezwaren worden nu ook gecheckt, meestal digitaal, maar in de 19e eeuw moest er twee maal een afkondiging aan vooraf zijn gegaan: je voorgenomen huwelijk werd afgeroepen van het bordes van het gemeentehuis op twee achtereenvolgende zondagmiddagen, volgend op je aangifte en datzelfde ritueel vond plaats in de kerk. Dat gaf toehoorders de kans hun eventuele bezwaren kenbaar te maken. Op het trouwkaartje werd de datum van de eerste afkondiging bekend gemaakt. Zoals je ziet staat de datum van het daadwerkelijke huwelijk er helemaal niet eens op… .

En dat geldt ook nog voor het kaartje van Hemmes en Jeltje, bijna 25 jaar later, hoewel dat al een beetje groter is en daar al iets meer informatie op staat.


Bij thuiskomst na de ondertrouw was het huis van de bruid versierd met bloemen en takken en was er een feestelijke bijeenkomst met de familie waarin onder andere thee werd gedronken en bitterkoekjes werden gegeten: de koekjes symboliseerden het zoet en het bitter van een huwelijk… . Daarna volgde vaak een etentje. Het werd soms het “commissarismaal” genoemd omdat het volgde op een bezoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Er werden dan cadeaus gegeven aan het bruidspaar en felicitaties.


Vanaf dat moment gingen de zogenaamde “bruidsdagen” in, dat duurde in de regel zo’n twee weken (dat is nog steeds de wettelijke minimale termijn tussen aankondiging en huwelijk zelf). Meestal werd ergens in die dagen een foto gemaakt van het bruidspaar, als het daar geld voor had. Dat vond doorgaans niet plaats op de trouwdag zélf, en ook niet op de dag van de receptie als die werd gehouden, maar de trouwkleding werd er wél voor aangetrokken. In een etiquetteboek uit 1922 staat als een reden te lezen dat de trouwdag al te druk is en dat de bruid er op haar huwelijksdag vaak niet op haar voordeligst uit ziet door de vele emoties… .

De trouwjurk kon wit zijn maar aan het begin van de 20e eeuw was de meest voorkomende kleur naast wit echter zwart. Dit kwam waarschijnlijk door de verzwaring van de kerkelijke opvattingen. Bruiden droegen overwegend hun beste, of een nieuwe, japon als zij trouwden, welke vervolgens dan ook naar andere, daarvoor bestemde, gelegenheden gedragen werd. Een jurk kopen voor één dag was – en ís – natuurlijk ook wel kostbaar. Op het platteland was het gebruikelijk dat de bruid in traditionele klederdracht voor het altaar verscheen, tot ongeveer 1920. Daarna voerden witte jurken overal de boventoon.


De (gehavende) trouwfoto van Wytske en Tijs, 1872.

Er werd doorgaans maar één foto gemaakt en voor het maken van die foto ging men naar de “studio” van de fotograaf. Het gaf vervolgens geen pas die foto op te hangen, zeker niet in de huiskamer, die mocht hooguit een plaats krijgen in de slaapkamer van het echtpaar.

Het huwelijk van Tijs en Wytske vond plaats op 6 mei 1872 waardoor het net de verplichte 14 dagen had gehaald na de eerste afkondiging. Begeleiders van huwelijksfeesten nú (alleen dát al…) geven een echtpaar de suggestie om een half jaar van te voren aan hun beoogde gasten een s.t.d. te sturen: een “safe the date”, zodat de mensen de datum vast kunnen blokkeren in hun agenda. De daadwerkelijke trouwkaarten worden dan 6 tot 8 weken voor de heugelijke datum verstuurd en daarin staan details over de inhoud van de dag. Er zijn handige “planningtools” met tips voor het draaiboek, de gastenlijst, de ceremoniemeester, de cadeaus etc. en niet te vergeten: de huwelijksreis. Het gaat een groot feest worden… . Dat grote feest was in de 19e eeuw meestal niet aan de orde.

Ook op de huwelijksbekendmaking van Douwe en Fimke, die in 1882 trouwden, stond bijvoorbeeld vermeld dat er geen receptie zou plaats vinden.


En Willem en Anna doen het ook niet. Zij vermelden wel hun huwelijksdatum, maar het is dan ook al 1931 en de gebruiken zijn aan het veranderen. Het afroepen van bordes en preekstoel heeft dan plaatsgemaakt voor een papieren aankondiging die achter glas in een kastje werd gehangen, meestal dicht bij de deur van het gemeentehuis. “Aangeplakt staan… .” werd dat genoemd, maar ook dat gebruik is in de tachtiger jaren van de vorige eeuw al afgeschaft.


De “receptie” was eind 19e eeuw niet op de huwelijksdag zelf, maar standaard op de laatste zondag daarvóór en gebruikelijk bij de bruidegom thuis. In het begin van de 20e eeuw werd de receptie verplaatst naar de laatste záterdag voor het huwelijk. Soms waren er twee recepties: één in het huis van de bruidegom en één bij de ouders van de bruid. Op deze Friese kaart van Douwe en Feikje worden ook twee recepties aangekondigd. Ze trouwen op 21 mei 1942, de recepties zijn op 10 en 17 mei, op de twee zondagen die aan hun trouwdag vooraf gingen.


Maar adressen en tijdstippen van de receptie werden niet genoemd, dat hoorde je kennelijk te weten…?! Ondertrouwrecepties werden ongeveer tot na de tweede wereldoorlog gegeven, daarna veranderde het in een huwelijksfeest.

Cadeaus aan het bruidspaar konden tot en met de dag van de receptie worden gegeven, het werd gezien als onbeleefd als er na de receptie – of na de huwelijksdag – nog cadeaus werden gestuurd. Het was altijd een “staande receptie” en men bleef maar kort. Er werden veelal kleine glaasjes hypocras (een gekruide zoete wijn, ook wel bruidstranen genoemd) en port aangeboden aan de bezoekers, maar zeker de dames werden geacht die af te slaan… volgens de etiquette dan… . Zij zouden, net als de kinderen, genoegen moeten nemen met de rondgedeelde bruidsuikers. Ik denk dat deze regel ruimschoots werd overtreden… . Uiteraard waren er lokale verschillen en streekgebonden traktaties, zoals boerenjongens, brandenwijn met suiker of citroenjenever en zelfs pannenkoeken.

Als je even je gezicht had laten zien en het bruidspaar had begroet moest je in principe weer vertrekken om ruimte te maken voor andere gasten. Feliciteren kon ook nog nadat de huwelijksplechtigheid had plaatsgevonden. Uiteraard was die eerst in het gemeentehuis en daarna in de kerk. In de kerkenkamer kon men, na de plechtigheid, het echtpaar feliciteren, waarna het bruidspaar vertrok voor een gezamenlijk etentje met familieleden en soms andere genodigden, zoals bijvoorbeeld de geestelijke die de kerkdienst had geleid.

Weinig ruchtbaarheid geven aan het huwelijk had vaak te maken met het feit dat de bruid in kwestie al zwanger was. Dat gold bijvoorbeeld voor de aankondiging van Ate Veenstra en Jantje Blom.


Hun ondertrouw was op 24 december 1876 en ze trouwden op 6 januari 1877. Hun eerste kind, zoon Wybren, werd geboren in juni van hetzelfde jaar.

Het kaartje van Cornelis en Hendrika uit 1905 is wel héel vaag: er staat, in tegenstelling tot de andere kaartjes, zelfs niet eens op dat het om een huwelijk gaat. Het kaartje is gedateerd op 4 mei, hun huwelijk was op 17 mei, en hun eerste kind werd geboren op 20 juli. Cornelis was toen 18, Hendrika 26.


In hun huwelijk komen nog drie andere kinderen.

De trouwkaartjes met zwarte randen hebben mij wel gepuzzeld. Het enige dat ik kon ontdekken is dat bij deze bruidsparen er altijd wel één of meerdere ouders reeds waren overleden. Misschien was dát de reden van een ‘rouw’rand? Ze zijn alle vier uit Zeeland.


Trouwkaarten werden in de loop van de jaren steeds groter en er stond steeds meer informatie op, maar deze uit 1905 is nog wel héél smal: 4 cm!


Dat is bijvoorbeeld wél goed te zien aan deze twee onderstaande: de kaarten hebben hetzelfde ontwerp, maar tussen de data zit 20 jaar verschil. De bovenste uit 1923 is 6 x 10 cm, de onderste van 20 jaar later is 9 x 11 cm. De bovenste bevat eigenlijk geen enkele informatie. Wopke en Jantje zijn op 11 mei 1923 getrouwd.



Behalve in het weekend was het in 1933 kennelijk ook mogelijk in de avond te trouwen want Anne en Hendrikje geven elkaar op vrijdagavond om 7.00 uur in de kerk het jawoord:


Het moet nog opgemerkt worden dat op de kaartjes steeds de naam van de man als eerste wordt genoemd, terwijl de etiquette nú is dat de naam van de vrouw bovenaan staat.

Het paar Alie en Hette doen dat wel, maar dat heeft waarschijnlijk ook te maken met het feit dat de naam van de bruid (Bootsma) heeft geleid tot de creatieve inval voor het ontwerp van het kaartje, met een groot schip: het huwelijksbootje… .


Onderstaand kaartje is tot slot de nachtmerrie van alle stellen, denk ik:


Op het kaartje staat de gedrukte datum van 20 april 1911 (een donderdag) maar dat is doorgehaald en met pen staat er dan geschreven 27 mei, wat een zaterdag was… . Marinus en Suzanna trouwden op 8 juni 1911, en er zaten dan wel de twee verplichte zondagen tussen, maar geen veertien dagen! Wat is daar voorgevallen…?!

En dan nog even terug naar het eerste kaartje: het huwelijk van Tijs en Wytske. Dit echtpaar krijgt 11 kinderen, acht zonen en drie dochters. In het jaar 1882 krijgt Wytske er zelfs twee, één in januari en één in december! Vader Tijs overlijdt onverwacht op 55-jarige leeftijd, in juli 1904. Zijn jongste zoon Douwe is dan 11 jaar en in datzelfde jaar trouwt zijn oudste zoon, Sjoerd, die dan dertig is. Hij is de eerste van de kinderen die gaat trouwen, maar vanaf dat moment trouwt er bijna ieder jaar één. De meeste van de kinderen wonen dan al niet meer thuis maar ín of bij de landbouwbedrijven waar ze werkzaam zijn. Tussen 1905 en 1915 vertrekken beurtelings zes van de kinderen met zes van de kleinkinderen naar de Verenigde Staten om daar definitief te blijven. De economische situatie in Friesland is dan heel slecht en men werft actief belangstellenden voor emigratie. In 1915 komt zoon Okke terug naar Nederland om te vertellen dat zijn broer Sjoerd is overleden ten gevolge van de schop van een paard. Hij neemt op zijn terugreis zijn jongste broer Douwe mee, links op de foto. Douwe is bij zijn vertrek 22 jaar. Wytske heeft het vertrek van haar (klein)kinderen vreselijk gevonden. De kleinkinderen die elders geboren werden heeft Wytske nooit gezien. Zij overlijdt in 1918.


Een prachtige foto van het gezin van Wytske en Tijs voor de grote uittocht naar het buitenland, één dochter en één zoon zijn op jonge leeftijd overleden.

Ik was, vóór het schrijven van dit stuk, niet bekend met dit echtpaar: ik had alleen bij toeval hun huwelijksaankondiging. Mijn zoektocht naar de geschiedenis van Wytske en Tijs bracht daar echter verandering in, waardoor ik nu zelfs internationale contacten heb gehad met nazaten van de familie. Bijzonder toch, wat het uitpluizen van de geschiedenis van de kleine trouwkaartjes voor gevolgen kan hebben!?’

Duncan Laurence


Duncan Laurence droeg tijdens het Eurovisie Songfestival in Tel Aviv een outfit van de modeontwerper Sjaak Hullekes. De creatie is niet zo eenvoudig als die lijkt. De blauwe broek, het overhemd en het korte jasje zijn namelijk gemaakt van duurzaam materiaal. Het jasje is gemaakt van 100 jaar oude Franse linnen lakens. Het shirt is eveneens van linnen en de broek van katoen. Alles is gemaakt van bestaande diverse lakenstoffen. De kleding is met de hand op kleur geverfd. ‘De samenstelling van verschillende lakens zorgt ervoor dat bij het kleurproces er wat kleurverschil ontstaat, wat juist een bijzonder effect geeft aan de kleding. Het uitgangspunt van de ontwerper is om niet naar perfectie te streven, want juist de imperfectie is datgene wat kleding karaktervol en interessant maakt’, aldus omroep Avrotros.

Foto: AFP

The Batik Stand – A Stand for Batik


Van 23 mei tot en met 2 juni 2019 zijn Romée Mulder en Myrthe Groot van het label Guave en Sabine Bolk, de batik-hosts van de ‘The Batik Stand – A Stand for Batik’ op de Grand Pasar van de Tong Tong Fair (TTF). Tijdens TTF kun je bij ‘The Batik Stand’ terecht voor alles rondom batik. Kom batiks bekijken, passen en shoppen of ga ermee op de foto. Dagelijks is er een batik spreekuur tussen 14.00 en 15.00 uur voor al je batikvragen. Laat je eigen meegebrachte doeken bekijken door een van de experts of maak kennis met de andere batik-gasten die zich bezighouden met deze stof.


Sabine Bolk.

Batik Spreekuur gasten
Gedurende de Tong Tong Fair ontvangt ‘The Batik Stand’ verschillende gasten met verschillende expertise.
Op 24 mei is Rens Heringa te gast. Ze zal enkele doeken meebrengen uit haar uitgebreide verzameling. Rens Heringa is een internationaal gerespecteerd kenner van batik. Zij groeide op in Twente tussen families van textielfabrikanten en kwam zo al op jonge leeftijd in contact met batik-imitaties bestemd voor de export naar Nederlands-Indië. Vanaf de jaren ’50 woonde Rens Heringa decennialang in Indonesië waar ze zich verdiepte in Javaanse batik. Voor de 54e Tong Tong Fair maakte zij de tentoonstelling ‘Oma’s Sarong – Familieverhalen in Batik’.

Op 25 mei is Kees de Ruiter te gast. Drs. Kees de Ruiter (1965) is als kunsthistoricus (UvA) gespecialiseerd in Aziatica zoals textilia, Chinees & Japans porselein en Compagnie meubels. Ook onderzoekt hij sinds vele jaren antieke batik, voornamelijk de doeken gemaakt in (Indo-)Europese batikwerkplaatsen. Daarbij ligt de focus op batiks gemaakt in de stad Pekalongan waar in de 19e eeuw in de batikkerijen van onder andere de Indische dames Van Zuylen, Metzelaar, Toorop en Wollweber, met motieven in Europese Art Nouveau stijl. Momenteel werkt hij aan een publicatie over dit onderwerp.

Op 26 mei is Addoley Dzegede te gast. Addoley Dzegede is een Ghanees-Amerikaanse interdisciplinaire kunstenaar. Ze richt zich in haar werk op dit moment op het metaforisch potentieel van materiaal, textiel tradities en hoe daarin kleur en patronen gebruikt worden om toebehoren tot een groep uit te drukken. In haar werk gebruikt zij vaak textiel. Sinds enkele jaren werkt zij met de techniek Batik en onderzoekt hiermee ‘Wax Print’, de imitatie-batiks vervaardigd in onder andere Nederland.

Op 28 en 29 mei is Liesje de Leeuw te gast. In april 2016 verscheen van Liesje de Leeuw (Batavia, 1948) het boek ‘Gedragen doeken – verhalen in batik’. Dit boek bevat 27 verhalen van mensen van 29 tot 92 jaar en hun bijzondere band met batik. De interviews inspireerden haar om de mooiste ‘batikverhalen’ op het podium te vertellen. Haar boek ‘Gedragen doeken – verhalen in batik’ is gedurende de dag ook verkrijgbaar in ‘The Batik Stand’.

Op 30 mei is Sandra Niessen te gast. Sandra Niessen houdt zich al meer dan 40 jaar bezig met Indonesisch textiel, voornamelijk Ikat uit het Batak gebied in Noord-Sumatra. Haar boek ‘Legacy in cloth, Batak textiles of Indonesia’ uit 2009 wordt ook wel ‘de bijbel van Batakdoeken’ genoemd. De afgelopen jaren werkte ze mee aan de tentoonstelling van de batiks verzameld door koning Rama V in Queen Sirikit Museum of Textiles in Bangkok, Thailand.

Op 2 juni is er de laatste gast Shuen-Li Spirit. Shuen-Li Spirit is kunstenaar, danser bij de groep Aniadi Art en dierenoppas. Ze is afgestudeerd in Arts Education aan de Nanyang Technological University in Singapore. Ze werkt met de techniek batik en met pastelkrijt. Ze is gespecialiseerd in dierenportretten en geeft batikles in Houten en tijdens workshops.

Guave en De reis naar batik op de TTF
Verder staan de batik-hosts ook nog op andere plekken op het programma bij de TTF. Op zondag 26 mei en dinsdag 28 mei vertoont Sabine Bolk haar film ‘The journey to batik – Tari Batik’ in de Pentas Wisata om 20.30 uur. Aansluitend aan de vertoning zal zij meer vertellen over de batikmakers in haar film aan de hand van enkele batiks uit haar verzameling.


Romée Mulder en Myrthe Groot van het merk Guave. Foto: Stefan Rustenburg.

Op vrijdag 31 mei presenteert Guave hun nieuwe collectie ‘IDENTITIES 2.0’ om 14.30 uur op het Tong-Tong Podium. Voor de nieuwe collectie gebruikten ze Batik in combinatie met duurzame textiel uit Enschede. Tevens zijn ze om 18.00 uur te gast bij de Next Generation talk in de Studio Tong Tong.

Sevilla


Twintig jaar geleden zagen de toenmalige prins Willem-Alexander en Máxima Zorreguieta elkaar voor de allereerste keer in de Spaanse stad Sevilla. Om deze mooie gebeurtenis niet zomaar voorbij te laten gaan waren de koning en de koningin, met hun drie dochters, opnieuw in Sevilla. De dames droegen een mooie zwierige jurk die bij de flamenco hoort.

Deze foto past perfect bij het thema rokjeskaarten die op dit blog al regelmatig besproken zijn. Je vindt ze bij Textielpost I en Textielpost II. Ook kun je rokjeskaarten vinden door het woord rokjeskaart in de witte zoekbalk, rechtsboven op dit blog, in te tikken.

Foto: PPE

Voortborduren op de valhoed

In dit bericht lees je over de valhoed en de valhoedenmaker. Vandaag borduren we voort op dit onderwerp. Marlie Lamers verzamelt afbeeldingen van de valhoed en artikelen. Ik kan niet alles laten zien want dat is echt teveel, maar enkele afbeeldingen moet lukken.


Woman with a Child Frightened by a Dog, circa 1635-1636 – Rembrandt van Rijn, Museum of Fine Arts, Budapest.


Two women teaching a child to walk, circa 1635-1637 – Rembrandt van Rijn, The British Museum.


The Hog, 1643 – Rembrandt van Rijn, Art Institute Chicago.


Detail uit The Hog; links staat een kind dat een valhoed draagt.


Woman Teaching a Child to Walk, 1646 – Rembrandt van Rijn, National Museum Stockholm.


Roze valhelm, Bébé Confort, in originele verpakking, circa 1950-1960, Museum Rotterdam.


De ‘gewone’ man maakte een valhoed van buntgras met stroken stof of band, particuliere collectie.

Wil je meer afbeeldingen zien, neem dan een kijkje bij Pinterest – Marlie Lamers.

Fashion Statements


Geweven corset, circa 1880 – katoen, balein, metaal.

De tentoonstelling Fashion Statements in het Amsterdam Museum brengt historische kostuums en hedendaagse mode bij elkaar. Zes modeontwerpers – Ninamounah, Marga Weimans, Bas Kosters, Sam Lambert (Art Comes First), Patta en Karim Adduchi – tonen elk drie eigen ontwerpen, geïnspireerd op de mode van toen. Op deze manier wordt er een link gelegd tussen het heden en het verleden. Iedere ontwerper richt zich op één van de volgende elementen: kleur, schoenen, brede heupen, het vormen van het lichaam, volume en prints. De tentoonstellingsruimtes hebben ieder hun eigen kleur. ‘Alle kleuren van de regenboog komen voorbij. Dat is waar ik voor sta: het samenbrengen van verschillende culturen, achtergronden, disciplines en thema’s’, zegt gastconservator Marian Duff. Verder wordt er in elke ruimte een korte film getoond waarin de ontwerpers aan het woord komen. Laat je verrassen op deze bijzondere expositie. Een pluspunt: bij het begin van de tentoonstelling ligt een leenboekje waarin de teksten staan van de getoonde kostuums! Een sfeerimpressie van de tentoonstelling die ik maakte tijdens mijn bezoek op 27 april:



Hubbell & Willis’s patent expension jupon, circa 1863 – katoen, wol, metaal.


Robe à la française, circa 1755-1760 – zijde, linnen.


Muiltjes, circa 1875-1880 – katoen, zijde, leer, borduurzijde.


Cape, circa 1890-1895 – fluweel, zijde, bont, gitten, voeringszijde.


Meisjesjurk, circa 1880-1890 – zijde, fluweel, katoen, gaas.


Marga Weimans, collectie Debut – polyester, tin, plastic.

Fashion Statements is te zien tot en met 8 september 2019. Een kort filmpje van de tentoonstelling kun je hier bekijken. Alle historische kostuums kun je zien op Hart van Amsterdam.