Amsterdamse merklap 1792


Een Amsterdamse merklap met een burgerweesmeisje en -jongen. Hendreijntje van Raaij, gedoopt op 26-7-1778 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, maakte de merklap op 13-/14-jarige leeftijd in 1792. Haar initialen HVR zie je in de bloemenkrans met aan weerszijden een engel met een bazuin. De initialen van haar ouders staan links en rechts onder een grote kroon geborduurd:

TVR: Thomas van Raaij, geboren in Nijmeege (Nijmegen) 1737/1738, overleden op 21-10-1809 en begraven op 26-10-1809 in Amsterdam.
WMH: Willemina (Willemijntje) Manshart, geboren in Seijst (Zeist) 1745/1746, overleden op 4-10-1818 in Amsterdam ‘Wonende op de Princestraat. Beroep Besteedster’.

Het gezin woonde in de Prinsenstraat, tussen de Prinsengracht en de Keizersgracht, ongeveer 1 kilometer van het Burgerweeshuis vandaan. De moeder van Hendreijntje, Willemina Manshart, werkte bij Susanna Swinkers/Swenkers/Swinkes (ook aanwezig bij haar ondertrouw op 29-4-1774) die tegenover het gezin woonde en een bedrijfje runde voor het besteden van meiden en dienstbodes (een soort uitzendbureau). Willemina Manshart was zelfs de erfgenaam van Susanna’s ‘boek van en aangaande haare Calanten (klanten), weegens het besteeden der Meiden en Dienstbodens’. Willemina Manshart nam het bedrijfje van Susanna over na haar overlijden zoals ook te lezen staat in de Amsterdamse Courant van 8-6-1805:

‘WILLEMYNTE MANSHART, Huisvrouw van THOMAS VAN RAAY , by Testamentaire dispositie van wyle SUSANNA SWINKES, in leven Besteedster van Dienstmeisjens, binnen deze Stad, en op den eersten dezer aldaar overleden, is het recht van opvolging in deze Affaire gesteld zynde, adverteert by deze alle de Begunstigers van de overledene, dat zy uit kracht daarvan, dezelve zal voortzetten op dezelve Kamer, door de Overledene bewoond, en reeds door haar betrokken, in de Prinsestraat, Zuidzyde, by de Keizersgragt, met versoek aan gemelde Begunstigers , om voortduring daarvan, en bygevoegde verzekering van eene alzins prompte bediening.’

Aangezien veel burgerweesmeisjes een betrekking als dienstbode zochten, is het ook waarschijnlijk dat Hendreijntje regelmatig burgerweesmeisjes zag die als dienstbode kwamen solliciteren, vandaar dat ze vermoedelijk een burgerweesmeisje en -jongen borduurde.

Henderijntje of Hendrica Van Raaij is overleden op 8 maart 1848 te Amsterdam. Zij was getrouwd met Adam Lohr op 06-05-1803 in Amsterdam. Adam Lohr is op 29-5-1805 begraven. Zij hebben één zoon gekregen, Christiaan Pieter, geboren op 11-7-1805 na het overlijden van haar man. Zo te zien is zij niet hertrouwd.

Rechtsonder op de merklap heeft Hendreijntje een fraai huis geborduurd met links een bloementuin waarin een theekoepel staat. Zou dit huis in 1792 in de Prinsenstraat hebben gestaan? Zo ja, zouden de ouders van Hendreijntje enkele kamers gehuurd hebben in dit huis? In ieder geval moet dit huis voor haar bekend zijn geweest.

Merklapje B. Slegt, DIA Weeshuis Amsterdam Anno 1864


Een poosje geleden kreeg ik een e-mail met een foto van dit merklapje met de vraag of ik hierover meer kon vertellen. Het was me meteen duidelijk dat het hier om een klein fraai merklapje gaat dat gemaakt is in het Diaconieweeshuis der Nederduits Hervormde Gemeente in Amsterdam. De maakster is: B. Slegt = Breggie Marretje Geertje Slegt (geboren 14-5-1850 in Amsterdam). Zij werd in mei 1858 in het DIA Weeshuis opgenomen als 7-jarig meisje met haar broer Jan (10 jaar). De merklap heeft ze op 14-jarige leeftijd gemaakt.

Haar ouders (initialen in cartouche vermeld) zijn:
IS = Jan Slegt, vader (geboren 6-9-1812 te Landsmeer – overleden 11-4-1858 te Amsterdam). Beroep: Melkslijter.
MDI = Marijtje de Jong, moeder (geboren 18-9-1808 te Zaandam – overleden 26-10-1850 te Landsmeer).

Haar oudere broer is:
IS = Jan Slegt (geboren 3-6-1847)

Verder heeft ze nog halfzusters en -broers uit het tweede huwelijk van haar vader met Jannetje Purmer (geboren 17-4-1824):
IS = Jannetje Willemijntje Slegt (geboren 12-1-1852)
ES = Elisabeth Geertruida Slegt (geboren 4-8-1855– overleden 1927)
Geertje Slegt (geboren 11-1-1854- overleden november 1854), niet op merklap vermeld
CS = Cornelis Slegt (geboren 10-4-1857)

De initialen van de broers en zussen staan op de eerste rij:
IS IS ES CS CP (vermoedelijk is CP fout geborduurd en had dat IP van Jannetje Purmer moeten zijn). Onder CP heeft ze JP geborduurd. Het zou kunnen dat ze er later achter kwam dat de C een J moest zijn.

Andere interessante initialen zijn die van het personeel, onder andere:
Linnen Matres op de Grote Linnewinkel:
ICK = Johanna Catharina Koekendaal (onder de linkerkroon)
Linnen Matres op de Kleine Linnewinkel:
GDK = Geertruida der Kinderen (onder de rechterkroon):
Brei Matres (tussen de 2 kronen in):
AHZ = Anna Hendrika Zwarts

De diaconessen (= regentessen) werden moeder genoemd in het weeshuis:
MH Moeder Hoffman
MJ Moeder Johr
MV Moeder ?
MV Moeder ?

Breggie Marretje Geertje Slegt is op 5 december 1877 getrouwd met Pieter Cornelis Kloek, geboren te Amsterdam, 65 jaar oud, schilder van beroep. Zij was toen 27 jaar. Ze kregen een dochter Maria Wilhelmina Cornelia Kloek (geboren 6-10-1880 in Amsterdam – overleden 3-6-1968 in Ogden, Weber, Utah, USA). Na de dood van Pieter Cornelis Kloek op 30 maart 1881 in Amsterdam, is Breggie Marretje in augustus 1887 naar Noord-Amerika geëmigreerd. Breggie Marretje is daar (?) getrouwd met Aaldert Jan Smeding en heeft nog 4 kinderen met hem gekregen. Breggie Marretje is overleden op 15 februari 1936 in Ogden, Weber, Utah, USA, zij was toen 85 jaar oud.

Merk-/ borduurlapje van Jacoba de Koning

Josefien Sjoerds heeft een fraai borduurlapje in haar bezit waarvan zij zoveel mogelijk informatie probeerde te achterhalen over de borduurster.


Josefien Sjoerds: ‘Zou het écht een borduurster van 6 jaar zijn geweest die dit merklapje maakte? Dan was ze getalenteerd! Natuurlijk is het geen buitengewoon ingewikkeld handwerk, en er zitten vast wel foutjes in, maar voor een kind van 6 bijzonder knap. Of misschien was het toch haar moeder die dit borduurde ter gelegenheid van de 6e verjaardag van haar dochter om die dag speciaal te gedenken? Ze had er alle reden toe zou mij blijken. Het is in ieder geval generaties lang bewaard gebleven en zo te zien nooit ingelijst. De kleuren zijn nog intact en fris. Het is ongeveer 25 x 25 cm, er is met wol geborduurd op stramien.

Ik ben het volgende te weten gekomen over deze jongedame:
Jacoba werd geboren in Leiderdorp in 1861, op 2 juni. Het lapje dateert dan van 1867, op dit moment is het handwerkje dus meer dan 150 jaar oud. Haar vader stond bekend als een lokale “warmoezier”: hij teelde en verkocht groenten, een tuinder zou je nu zeggen. In deze familie teelden ze generaties lang groenten en fruit en handelden daarin, daar was de familie om bekend in hun omgeving. De vrolijke kleuren, de bloemen, kersen en het vogeltje op het lapje waren misschien wel geïnspireerd op de tuin van haar vader, wie weet. Er was verder in haar leven niet heel veel reden tot vrolijkheid namelijk. Jacoba was het tweede kind in het gezin, maar haar oudere zusje Elisabeth was overleden na 197 dagen, Jacoba heeft haar nooit gekend. Het derde kind was weer een meisje en kreeg ook de naam Elisabeth. Zij overleed na drie dagen. Daarna werden er in het gezin twee kinderen geboren die geen naam kregen. Waarschijnlijk dus dood geboren. Bij de geboorte van het zesde kind in 1870 probeerde moeder Batje het opnieuw: weer een Elisabeth. Dit kind leefde maar twee dagen. Het zevende kind was eveneens een meisje. Ze werd Cornelia genoemd en werd 34 jaar. Ze overleed in hetzelfde jaar als haar moeder, maar de dochter ging voor. De achtste en negende nakomeling was een jongen. De 8e (Jan Mourits) werd 76, maar de negende leefde maar vijf dagen. Jacoba had dus voor haar tiende levensjaar al vier keer een zus of broer verloren! Ze was derhalve toen nog steeds enig kind. Niet veel reden tot vrolijkheid.

Haar moeder werd 69 jaar, haar vader Gijsbertus overleed in het jaar na zijn vrouw en zijn dochter Cornelia, en werd 71 jaar. Moeder had zeven kinderen verloren tijdens haar leven en tussen de geboorte van het eerste kind en het laatste zitten 20 jaar. Ik probeer me dat voor te stellen: twintig jaar bezig zijn met zwangerschappen en bevallingen en dan slechts drie kinderen zien groot worden! Hartverscheurend.

Jacoba’s tien jaar jongere broer Jan Mourits werd natuurlijk tuinder en kreeg twee zoons. De ene zoon, later werkend als groenteboer, kreeg in Leiderdorp de bijnaam Gijs “de Kroot” en de andere stond bekend als Arie “de Zaadneus” omdat hij zaden verkocht en een nogal prominente neus had. Leiderdorp hield in die jaren veel van bijnamen, las ik in een artikel van het Leiderdorps museum. Dat had ook een praktische oorsprong: er waren veel mensen met dezelfde namen en zo was er enig onderscheid mogelijk.


Een beeld van de Dorpsstraat/Hoofdstraat. Het boerderijtje rechts was het woonhuis van Arie de Zaadhandelaar en dateert uit 1642. Het bestaat nog steeds en is nu een Rijksmonument. Uit het boek: Leiderdorp in oude ansichten.

Jacoba heeft zo’n beetje haar hele leven gewoond aan de Dorpsstraat in Leiderdorp, deze straat heet nu de Hoofdstraat. Haar ouders woonden er en zelf kreeg ze er ook een huis. De man met wie ze in 1890 trouwde heette ook de Koning (Arij) en was eveneens tuinder. Ze bleef dus haar hele leven op overbekend terrein. Jacoba kreeg twee kinderen, een dochter en een zoon, die beiden ook in de tuinderij gingen werken. Haar dochter Dirkje ging echter al vroeg dood, ze overleed toen ze 26 jaar was. Jacoba heeft dat niet meegemaakt want in het jaar daarvoor, in 1917, overleed ze zelf (op de leeftijd van 55 jaar). Haar zoon werd 60 jaar. Hij trouwde toen hij 35 was en kreeg geen kinderen. Maar zijn vrouw Anna was ook al 39 toen ze trouwden. De tak van Jacoba en Arij de Koning stierf daarmee uit. Door wie, waarom en hoe het borduurwerk van Jacoba werd bewaard weet ik niet. Ik kreeg het van iemand (een erfgenaam?) uit Leiderdorp die me net genoeg mededelingen kon doen om haar verhaal te kunnen reconstrueren. Een gezinsgeschiedenis waar je anno 2021 wel even stil van wordt.’

De uitzetkist van Alida Johanna Hendrika Straub

Sophia Horsman trouwde op 6 mei 1863 met Jacobus Cornelis Voet. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Willem Jacobus Cornelis: 16 april 1864 en Jacoba Cornelia: 13 februari 1867. Hun vader Jacobus Cornelis Voet overleed op 28 juli 1866. De vader heeft zijn dochter Jacoba Cornelia dus nooit gekend.

In 1871 hertrouwde Sophia Horsman met Johannes Hendrick Straub. Zij kregen één kind: Alida Johanna Hendrika: 20 oktober 1872. Haar moeder Sophia Horsman overleed op 11 juli 1873. Johannes Hendrick Straub bleef achter met kinderen uit zijn eerste huwelijk, en Alida en de kinderen uit het eerste huwelijk van Sophia. Deze twee kinderen, Willem Jacobus Cornelis en Jacoba Cornelia (halfbroertje en halfzusje van Alida), werden op 29 juli 1873 opgenomen in het Burgerweeshuis van Amsterdam.

Alida Johanna Hendrika bleef bij haar vader wonen tot zijn overlijden op 26 januari 1885. Op 11 februari 1885 werd Alida opgenomen in het Burgerweeshuis van Amsterdam en zij verliet het weeshuis op 30 april 1893 op 20-jarige leeftijd.



Bij het verlaten van het weeshuis kreeg Alida een uitzetkist mee die nog steeds in de familie wordt bewaard. Het is exact dezelfde uitzetkist zoals in dit bericht is te lezen. Het is voor mij pas de tweede keer dat ik deze bijzondere uitzetkist uit het Burgerweeshuis zie. In de lade van de uitzetkist schreef Alida haar naam.


In de uitzetkist wordt het boek De werken van Charles Dickens – David Copperfield bewaard dat Alida van de regenten kreeg voor goed gedrag.





Bewijs van goedkeuring wegens VLIJT EN GOED GEDRAG. 1e PRIJS. Regenten van het Burger-Weeshuis hebben wegens betoonde VLIJT en GOED GEDRAG dit getuigschrift hunner GOEDKEURING met bijgevoegden EEREPRIJS toegewezen aan Alida Johanna Hendrika Straub en wenschen dat dit eene aanmoediging moge zijn tot een braaf en deugdzaam leven.
Amsterdam, den 17 februari 1887 Rgenten F. Hooft Graafland L. Rutgers van Rozenburg

Een bijzonder en zeer uniek document dat ik niet eerder heb gezien. Dit mag zeker niet verloren gaan en moet naar mijn idee zorgvuldig en goed bewaard blijven voor de toekomst.

In het Burgerweeshuis maakte Alida een merklap en een stoplap die zich bevinden in het depot van het Amsterdam Museum. De uitvoerige beschrijving van de merklap kun je hier lezen en de uitleg van de stoplap kun je hier vinden. Zowel de merklap als de stoplap zijn in 1999 geschonken aan het museum door mevrouw J.M. Straub (tante Linie, Jellina), Jacob van Lennepkade 30, 1053 AK Amsterdam.

Alida Straub overleed op 7 februari 1931 op 58-jarige leeftijd in Amsterdam; van beroep naaister. Zij is nooit getrouwd geweest en had ook geen kinderen.

In de familie wordt het poëziealbum van Jelliena bewaard.


Aan mijn kleindochter Jelliena

Zou ik door ongehoorzaamheid
Dan maken dat mijn Ouders schreit
Zou ik Hen zuchten doen en klagen
Neen, als mijn ondeugd iets misdoet
Dan val ik aanstonds Hen te voet
En zal aan God vergeving vragen.
Opa en Opoe
22 Aug 1921

Het meisje uit het poëziealbum is Jellina Hendrika Straub, de kleindochter van Jelle Abraham Straub; hij is de halfbroer van Alida Straub en een kind uit het eerste huwelijk van haar vader Johannes Hendrick Straub. Het familiegraf is te vinden op Begraafplaats Zorgvliet in Amsterdam.

Breionderwijs in het Burgerweeshuis Amsterdam

Het is me uiteindelijk gelukt om het ontbrekende verhaal, over de gebreide kousen en een mannenslaapmuts, te schrijven dat ik graag aan mijn boek Merk- en stoplappen uit het Burgerweeshuis Amsterdam had willen toevoegen. Het artikel bevat een bijzonder verhaal: een moeder en een dochter die beiden als wees opgroeiden. Het levensverhaal van de moeder is zéér ontroerend en triest. Klik op onderstaande afbeelding om het artikel te kunnen lezen: