Poesiealbum van Nelly

Josefien Sjoerds vertelt vandaag het levensverhaal van Nelly aan de hand van haar poesiealbum:


‘Dit bijzondere poëziealbumpje kwam een tijdje geleden op mijn bureau terecht. Het kwam uit een veilingverkoping van een kringloopwinkel. Het is klein (11 bij 15 cm) en dun en zelfgemaakt in oorlogstijd. Zoals vaker bij items uit die tijd zijn er kleine details die op vaderlandsliefde wijzen, maar die voor de onderdrukker, de Japanners in dit geval, verborgen moesten blijven want dat was verboden. Dit albumpje is bijvoorbeeld beplakt met een restje stof met rood, wit, blauw en oranje bloemetjes en de bladzijden zijn samengenaaid met oranje garen. Het meisje, dat dit maakte, had het geluk dat er nog papier te vinden was in haar omgeving, want ze zat in Indië in een interneringskamp. Ze heeft het goed moeten verstoppen want Japanners hielden er niet van als de kampbewoners konden beschikken over papier, pen en potloden. Omdat ik goed bekend ben met die Indisch-Nederlandse geschiedenis – en de archieven er over – hoopte ik te kunnen achterhalen van wie dit albumpje ooit geweest moest zijn. Er stond een naam in: Nelly Steneker.

Na zoek- en leeswerk heb ik de maakster gevonden en omdat ik alles uit openbare bronnen heb gehaald kan ik het volgens mij ook delen: Nelly moet zijn Petronella Philippine Steneker, geboren in 1933 en overleden op 74-jarige leeftijd, in 2007. Moeder was Margaretha Martha Elisabeth Heidema, geboren in Heinenoord op 22 september 1897 en overleden in 2011 te Ede, ze was toen 95 jaar. Vader Pieter Philippus Steneker, geboren in februari 1898, overleden in 1976 in Voorburg N.Br, was toen 78 jaar. Vader was ingenieur weg- en waterbouw. Het echtpaar trouwde in 1921 toen beiden 23 jaar waren, ze kregen tien kinderen, Nelly was de vijfde.

Ruim voor de Tweede Wereldoorlog is dit echtpaar naar Indië gegaan omdat vader daar ging werken. Alle kinderen zijn daar geboren. Ik mag er vanuit gaan dat ze er een goed leven hadden, tot de oorlog uitbrak. Vader werd zonder twijfel opgeroepen voor militaire dienst en krijgsgevangen gemaakt. Waarschijnlijk werd hij gedwongen te werken aan de beruchte Birma-spoorlijn waaraan destijds tienduizenden krijgsgevangenen zijn bezweken. Moeder en de kinderen werden ook geïnterneerd omdat ze Europeanen waren. In welke kampen ze precies hebben verbleven weet ik niet, maar waarschijnlijk zijn ze wel een paar keer gedwongen van locatie verhuisd, dat was gebruikelijk.

Uit het poëziealbum valt op te maken dat Nelly in 1944 in het interneringskamp Halmaheira zat. Dat was op Java, in het oosten van Semarang. Ze heeft voorin in het albumpje geschreven dat ze dit zelf heeft gemaakt terwijl ze in het kamp zat. Ze was toen dus een jaar of 11. Onderstaand zie je een tekening die gemaakt is in dit kamp, uit de collectie van het Museon, getekend door mevrouw Lameris.


Het ziet er op deze tekening best liefelijk uit, maar de tekenares heeft alle storende elementen weggelaten. Je moet je bovendien realiseren dat ze er met velen in gehuisvest waren. In dit dubbele huisje woonden 70 mensen, ze werden dag en nacht bewaakt, moesten hard werken en kregen nauwelijks eten. Het gaat op de tekening om gang II, met de huisnummers 20 en 22. Nelly verbleef in het volgende tweetal op no. 26, in een soortgelijk huisje dus. De omheining liep vlak achter de huisjes langs en was zo dicht dat er van de buitenwereld niets kon worden gezien. In dit kamp waren er ongeveer 100 huisjes en er woonden ruim 3000 mensen.

Het eerste versje in het album dateert van maart 1944 en de rest volgt snel in de navolgende dagen en maanden. De meeste versjes zijn geïllustreerd met tekeningetjes, maar bij sommigen zitten echte poëzieplaatjes. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat die er later bij zijn geplakt.


Illustratie uit het album.

Vervolgens zijn er drie versjes van na de bevrijding, uit maart, april en juni 1946, maar die zijn geschreven in Nakhon Pathom, en dat is gelegen in Thailand, regio Bangkok. Het werd mij duidelijk dat de familie en lotgenoten daarheen moeten zijn getransporteerd en dat is de reden dat ik aanneem dat vader aan de Birma-spoorlijn heeft gewerkt. Zijn gezin werd waarschijnlijk daarheen gebracht met als doel: de gezinshereniging. Vaak moesten ze daar dan met elkaar nog vele maanden blijven.

In het album werden in juli 1946 twee versjes geschreven op het schip de Tabinta, dat repatrianten vanuit Bangkok naar Amsterdam bracht. De familie Steneker is aan boord, zo blijkt uit de passagierslijsten.


M.S. De Tabinta in de haven van Amsterdam.

Ze gaan in Nederland waarschijnlijk aanvankelijk naar familie, maar zo’n groot gezin kan ook bij familie verspreid door heel Nederland terecht zijn gekomen. Dat gebeurde toen veel. Nelly kwam misschien in Bennebroek, want er is een versje geschreven door een nichtje die het dateert met Bennebroek 29 augustus 1946. Wat er daarna met de familie gebeurt, is niet duidelijk noch openbaar, maar ik ga er vanuit dat vader weer gewoon aan het werk is gegaan. Wel is bekend dat ze in Souburg zijn gaan wonen.

Nelly emigreerde later naar Nieuw Zeeland, trouwde en werkte daar. Haar man overleed al in 1977, hij was toen 53. Ik denk dat ze geen kinderen kregen. Dat heb ik opgemaakt uit familieberichten in oude kranten. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat Nelly later terug is gekomen naar Nederland en dat na haar overlijden in 2007 wat van haar spulletjes bij een kringloopwinkel zijn beland. In hoeverre ze contact heeft gehouden met de vriendinnen en lotgenoten van destijds die in het album schreven? Daar kan ik alleen maar naar raden… . Ik ben blij dat het mijn aandacht trok en dat ik het boekje weer een context kon geven. Ik weet zeker dat er instituten zijn in Nederland die het graag willen ontvangen en conserveren ter herinnering aan dit stuk Nederlandse oorlogsgeschiedenis waarvan wij nu het 75e jaar gedenken.’