Gratis, af te halen…

Josefien Sjoerds vertelt een bijzonder verhaal over een stoplap uit 1889:

‘Rond de feestdagen van december 2019 trok een advertentie op het internet mijn aandacht omdat er een foto bij stond van een grote stoplap. Er stond boven: GRATIS, af te halen… . Nu zijn er natuurlijk wel vaker mensen die antiek textiel afstaan aan een liefhebber, maar in mijn leven zijn dat vaak mensen waarmee ik al op een of andere manier contact heb. Toen ik de advertentie las leek het er toch echt op dat de eigenaar de lap werkelijk cadeau zou gaan doen aan iemand die reageerde, dus dat deed ik, hoewel een beetje met ongeloof. Maar mijn twijfel was ongegrond, want ik kón en mocht de lap inderdaad ophalen in het centrum van Amsterdam. Op nieuwjaarsdag jongstleden reed ik er heen, mijn jaar begon goed, zal ik maar zeggen. Dit is de stoplap waar het om ging:


Het is een hele grote lap (60x64cm) en gemaakt in Amsterdam op de Openbare Werk- en Leerschool. Ik hoopte van de gever ook wat aanwijzingen te krijgen over een mogelijke maakster zodat ik op zoek kon gaan naar haar geschiedenis, maar dat bleek niet nodig. Toen mijn interesse duidelijk was kreeg ik de aanknopingspunten op een presenteerblaadje.

Ik kon een vrij compleet achtergrondverhaal maken, na zoeken in archieven, maar Berthi en haar man Peter hebben zich over dit verhaal ook nog eens gebogen, waardoor ik heel interessante details kon toevoegen. Zonder hun hulp was dit niet aan het licht gekomen, dus een heel belangrijke bijdrage. We delen het nu graag met iedereen die het wil lezen.

De maakster van de stoplap is Hendrika Alida van der Jagt (rechtsonder op de lap te lezen). Zij werd geboren in 1872 als vijfde kind in het gezin van een suikerbakker, dat zou je nu een banketbakker noemen, denk ik, of een patissier. Het zusje, dat voor haar geboren was, had dezelfde namen maar was ook alweer overleden zodat zij alsnog déze namen kreeg. Zo ging dat in die tijd. Ze woonde in de Palmstraat, hartje Amsterdam, en dat is een paar honderd meter lopen van de plek waar ik de stoplap recentelijk heb opgehaald! Toen Hendrika veertien jaar was overleden in hetzelfde jaar (1886) allebei haar ouders in de leeftijd van respectievelijk 58 en 52 jaar. Het is onbekend waaróm, maar mogelijk was dat nog een gevolg van de mazelenepidemie, die in 1885 en een deel van ‘86 in Amsterdam nogal wat slachtoffers eiste. De kinderen van de suikerbakker, Hendrika had ook nog 2 jongere zusjes van 12 en 10 jaar, werden toen dus wees, te jong om voor zichzelf te zorgen.

Net als haar moeder was Hendrika Evangelisch Luthers (haar vader was Nederlands Hervormd) zodat zij in september 1886 werd ingeschreven in het Evangelisch Luthers Weeshuis op de Weteringschans in Amsterdam.


Bron: Collectie Stadsarchief Amsterdam, circa 1910, vervaardiger Hisgen, F. (1846-1912).

Bij de inschrijving werd wel een fout gemaakt, als geboortedatum werd 10 februari 1873 vermeld, maar dit moet 10 februari 1872 zijn. Je mag verwachten dat zij handwerkonderwijs kreeg in het Evangelisch Luthers Weeshuis. Aanvankelijk dacht ik, door het uiterlijk van de stoplap en de data, dan ook dat het handwerk van Hendrika daar gemaakt zou zijn, maar de initialen op de lap bleken concreet te verwijzen naar de regenten van de Openbare Werk- en Leerschool in Amsterdam. Hoe is dit te verklaren?
Rond 1900 was het Evangelisch Luthers Weeshuis een klein weeshuis met weinig weeskinderen. Het merendeel van de weeskinderen werd in een pleeggezin geplaatst en slechts de minderheid bleef in het weeshuis wonen. De kosten van de weeskinderen in een pleeggezin werden vergoed door het weeshuis. Het is dus denkbaar dat Hendrika verder opgroeide in een Amsterdams pleeggezin, maar ingeschreven bleef in het weeshuis. Zij mocht een opleiding volgen aan de Openbare Werk- en Leerschool en zij maakte daar haar mooie stoplap, die af was in 1889.

Bovenin de lap staan de initialen: SW en BWvY. Dat is het regentenechtpaar S. Wildschut en B. Wildschut-van IJsendijk Daarna: WAD en ACDPK, het regentenechtpaar W. A. Domis en A.C. Domis-Provo Kluit. Vervolgens: IGA en INW. Het gaat hier om de regent J.G. Aikema en de regentes J. Noyon-Wouters. De I staat zowel voor de I als de J. Helemaal onderin staat dan nog CBvGK en dat is Catharina Barbara van Geldere-Klinkmeyer, toen ongeveer 52 jaar en op dat moment de directrice van de school. Deze vrouw was zelf een oud-leerling en werd als 15-jarige als hulpje voor de lerares ingeschakeld. Ze is altijd op die school “blijven hangen” en opgeklommen naar de functie van eerste leermeesteres en uiteindelijk directrice. Ze is ruim 45 jaar aan de school verbonden geweest en had een heel goede band met de leerlingen. Zij onderhield contact met hen als ze de school al verlaten hadden en veel leerlingen vroegen haar ook om raad als er iets problematisch was in hun leven. Dergelijke functies waren overigens ongeveer de enige die getrouwde vrouwen mochten bekleden in die tijd.

Hendrika voltooide de lap toen ze 17 jaar was en het is bekend dat de meisjes daar soms wel drie jaar over deden omdat ze er lang niet altijd aan mochten werken. Er moest op die school nu eenmaal ook productie worden geleverd zoals naai- en borduurwerk maken voor mensen die zich dat konden veroorloven. Daar bestond de school hoofdzakelijk van. Het was een zogenaamde “armenschool” waarvan de leerlingen en hun ouders de kosten van het onderwijs niet konden betalen en er moest dus op andere wijze geld binnenkomen. Het werd gezien als een voorrecht als je een plek kreeg op de school en ook alleen de meisjes die “met lof” afscheid namen van het lager onderwijs kwamen er voor in aanmerking.


Detail van de stoplap.

De meisjes werden er vooral opgeleid om een dienstbare functie te gaan uitoefenen in het huishouden van meer welgestelden en dat bleek ook de toekomst voor Hendrika. Een jaar nadat ze haar stoplap af had, werd zij in mei 1890 “ontslagen” uit het Evangelisch Luthers Weeshuis. Zij ging werken als dienstbode. Haar eerste uitzet van het weeshuis kreeg Hendrika in 1890 bij haar vertrek en haar tweede in 1892. De tweede uitzet werd toegestaan omdat zij haar werk goed deed. Je moet niet denken dat ze dan twee keer hetzelfde kreeg, vaak was de tweede uitzet een spaarbankboekje met een klein geldbedrag of iets anders nuttigs. De optie hiervoor in aanmerking te kunnen komen, moest de meisjes stimuleren goed hun best te blíjven doen.

Net als bij het Burgerweeshuis in Amsterdam werden de weesmeisjes uit het Evangelisch Luthers Weeshuis na hun ontslag nog een aantal jaren gevolgd. Dit zou voor Hendrika tot en met 1895 zijn. Op 5 februari 1894 was Hendrika zelfs aanwezig bij een vergadering van het weeshuis. Het lijkt er dus op dat de verhouding tussen Hendrika en het weeshuis goed was. Hendrika had meerdere betrekkingen als dienstbode in Amsterdam totdat zij op 15 mei 1906 op 34-jarige leeftijd in dienst kwam bij Abraham Christiaan Fontani en zijn vrouw Sophia Margaretha Elisabeth van den Bel op de Van Eeghenstraat 106, achter het Vondelpark. Dit echtpaar had vijf kinderen. Sophia overleed echter een jaar later, op 9 juli 1907.

Fontani was zilversmid en had zich gespecialiseerd in de combinatie van zilver met glas, zoals je bijvoorbeeld kunt zien op onderstaande foto van zijn werk.


Hendrika kwam daar als geroepen en geen “boze-stiefmoeder-verhalen” in dit gezin want de kinderen waren snel dol op haar geworden. Ze zou er nooit meer weggaan. Op 23 september 1915 trad Hendrika in het huwelijk met de zilversmid: Abraham was toen 51 jaar oud en Hendrika 43 jaar.

Een groot deel van hun leven woonden ze op de Westermarkt in Amsterdam. Op de foto hieronder zie je hun huis, Hendrika en het echtpaar op latere leeftijd.


De enige zoon van de smid werd ook zilversmid en toen hij zelf een dochter kreeg noemde hij haar naar zijn stiefmoeder Hendrika, een ultieme bevestiging van de goede relatie die ze met haar hadden. De zilversmederij heeft ruim 75 jaar bestaan, maar werd rond 1970 gesloten door gebrek aan opvolging.


Alle kleinkinderen, die geboren werden, vonden Hendrika een geweldige oma en dat gold ook voor de achterkleinkinderen: “ze was een ontzettend leuke vrouw en je kon erg met haar lachen.” Er werd in haar leven veel van haar gehouden en ze werd ruim 100 jaar. Ze was toen al vele jaren de enige overgeblevene van haar ouderlijk gezin. De achterkleinzoon vindt het een voorrecht om anno 2020 tussen een deel van haar mooie spulletjes te mogen leven, zo houdt hij de herinnering aan haar levend.


En ik was heel blij met haar handwerk én de mogelijkheid haar verhaal vast te leggen en met jullie te delen.’