Rijgster


Jannetje (Zus) de Pon-Castelijns.

Bij boekhandel Van Piere raakte ik aan de praat met Jannetje (Zus) de Pon-Castelijns. De kwieke 91-jarige dame vertelde een boeiend verhaal over de periode dat zij als rijgster (inrijgster, kamrijgster) in de rijgerei werkte bij Baekers & Raijmakers in Eindhoven. Haar oudere zus werkte al in deze textielfabriek waardoor het voor de hand lag dat Jannetje na de lagere school eveneens daar zou gaan werken. In 1942 begon zij op 14-jarige leeftijd bij Baekers & Raijmakers waar zij zou blijven tot aan haar trouwen in 1953. Jannetje vond het ontzettend jammer om te stoppen met haar werk als rijgster, ze had veel liever doorgewerkt. Ze werkte met plezier, mede door de gezellige sfeer bij Baekers & Raijmakers.

Op klompschoenen liep Jannetje vanuit Gestel naar de Steenstraat in Woensel waar de textielfabriek stond. Ze liep hard, ze voelde zich altijd opgejaagd. Het was elke dag zeker een halfuur heen- en een halfuur teruglopen. Ze moest vroeg opstaan zodat ze om acht uur op haar werk kon zijn. Jannetje werkte tot vijf uur waarbij ze ’s middags een halfuur pauze kreeg om haar boterham op te eten. Op zaterdagochtend was de werktijd van acht tot twaalf uur. Tijdens de werkzaamheden mocht er niet gepraat worden, je moest je aandacht houden bij het tellen van de draden. Er mochten immers geen fouten gemaakt worden. Jannetje moest bijvoorbeeld twintig witte draden, vervolgens twintig blauwe draden etc. tellen voor de markies die geweven zou worden. In de periode dat Jannetje in de rijgerei werkte, waren er acht tot tien rijgsters en circa negentig wevers in dienst. Natuurlijk kon Jannetje me ook vertellen wat zij verdiende: vier gulden per week!

Een rijgster is een persoon die het werk van het inrijgen van de weefkam/rietkam verricht. Zij doet dus het voorbereidend werk voor de wever. E. Dijkmeijer beschrijft in Textielwarenkennis het inrijgen als volgt: ‘Het rijgen geschiedt met behulp van een doorhaalhaakje, dat men gemakkelijk door de oogjes van de hevels kan steken. Bij de binding “plat” rijgt men de oneven draden op de ene schaft en de even draden op de andere schaft en wel zodanig, dat de draden in de volgrode, waarin ze op de boom liggen, genomen worden.


Het rijgen van de kettingdraden door de hevelogen. Foto afkomstig uit het boek Textielwarenkennis van E. Dijkmeijer.

Het ene meisje geeft de draden één voor één aan (draad 1, 2, 3, 4, 5, enz.), het andere meisje haalt met behulp van het haakje de aangereikte draden door de hevelogen van de desbetreffende schaften. Er zijn gecompliceerde bindingen, waardoor het rijgen van de draden door de hevels zeer verschillend kan zijn. Bij het gebruik van b.v. 16 schaften kan het rijgen regelmatig zijn, d.w.z. de 1e draad komt door de 1e schaft, de 2e draad komt door de 2e schaft, de 3e draad door de 3e schaft, enz. De 17e draad weer door de 1e schaft. Maar ook kan het rijgen, in verband met de binding, zeer onregelmatig geschieden. Zo kunnen b.v. de opvolgende draden door de schaften 1, 3, 8, 12, 14, 16, 13, 2, 6, 7, 4, 5, 9, 10, 11, 15 gehaald moeten worden. Het kan in zo’n geval gemakkelijk gebeuren, dat de doorhaler zich vergist. Wanneer dit niet gecontroleerd en verbeterd wordt, ziet men het naderhand in het weefsel; men spreekt dan van een rijgfout.’

Ervaarde Jannetje in 1942 dreigingsgevaar toen zij begon met haar werk in de textielfabriek? Totaal niet, vertelde ze. Thuis werd er nooit over de oorlog gesproken. Als het luchtalarm afging, moest iedereen de kelder in; de aardappelbak in. Was Jannetje in de textielfabriek tijdens een luchtalarm dan ging iedereen naar buiten. Men deed er niet moeilijk over, het was gewoon zo. Slechts één keer is er in het gezin over de oorlog gesproken en wel toen Rotterdam was gebombardeerd omdat een neef was omgekomen.