Naaikistje van Marie

Josefien: ‘In verband met de herdenking van het einde van de Eerste Wereldoorlog, dit weekend (op 11 november 1918 kwam er officieel een eind aan de Eerste Wereldoorlog), deel ik graag een tastbare herinnering daaraan met jullie. Het gaat om een naaikistje, dat gemaakt is aan het eind van deze oorlog door ene Alois.


De bovenkant is een beetje verbleekt door de zon.

Alois hoorde tot de enorme groep vluchtelingen uit België, die naar ons land gekomen was. Voor wie het niet weet: er waren destijds een miljoen vluchtelingen uit ons omringende landen en veelal uit België. Bij een inwonertal van tussen de 5 en 6 miljoen was dat wel een hele invasie, kan ik mij zo voorstellen… . Veel werden opgevangen in een soort kampen, maar duizenden hebben ook de periode tot aan het einde van de oorlog doorgebracht bij particulieren. De meesten zijn toen teruggegaan naar hun eigen land, er zijn naar schatting zo’n 100.000 mensen hier gebleven. Alois verbleef in Assen, op een boerderij, waar hij werkte.

In het deksel van het kistje staat de naam Marie, dat was de naam van zijn vrouw. Bij vertrek heeft hij dit zelfgemaakte kistje aan de kleindochter van de boer geschonken, zij heette Christiena.


De voorkant van het naaikistje.


Een zijkant van het naaikistje.

Het maken van kistjes, kastjes en fotolijsten van restanten hout, vaak van sigarenkistjes, was in die periode heel populair. Het kon door iedereen worden gedaan, want het gereedschap bestond voornamelijk uit een zakmes en een hamertje. Het was een wereldwijde “hype”, maar kwam voort uit Amerikaanse volkskunst.

Na 1940 hield het ook wel weer op, maar er zijn nog heel veel van dergelijke kunstwerkjes bewaard gebleven. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw kreeg de stroming ook een officiële benaming: Tramp Art. Er zijn prachtige voorbeelden van en het werkje van Alois is daar vast door geïnspireerd.

Het kistje uit de oorlog heb ik al diverse jaren, ooit gekocht op een markt. Hoe ik kon uitvinden dat het was gemaakt door een Belgische oorlogsvluchteling was simpel: er zat een briefje in waar het allemaal op stond. Wat mooi!’

Maria borduren


Met Pinksteren hing er onder andere prachtig vrij borduurwerk van Cora de Kok in De Ark. Zij wil graag in november tweemaal naar De Ark komen om leiding te geven aan een workshop Maria borduren. Op een strook half-transparant materiaal is bovenaan een icoon van Maria geprint. Dat is alleen het hoofd, de gestalte eronder kun je zelf bordurend vormgeven met allerlei technieken. Het gaat gebeuren op de dinsdagen 13 en 20 november van 19.30 tot 21.30 uur. Deelname aan beide avonden inclusief materiaal kost in totaal € 20. Meld je aan via opgeven@dearkonline.nl

Maria – Suzanne Wouda

In 1621 ontsnapte Hugo de Groot in een boekenkist uit Slot Loevestein. Het plan hiervoor werd bedacht door zijn vrouw Maria van Reigersberch. Hun dienstmeisje Elske van Houweningen hielp mee met de ontsnapping. Wie waren deze vrouwen en waarom waagden zij hun leven voor Hugo de Groot? Suzanne Wouda brengt het leven van deze vrouwen in beeld in de historische roman Maria.


Suzanne Wouda gebruikt voor haar boek Maria nagenoeg dezelfde schrijfstijl als voor haar debuutroman Roeien naar de Volewijck. De hoofdstukken worden afgewisseld met de hoofdpersonen Maria en Elske, met daarbij telkens een plaatsaanduiding en jaartal. Als eerste maken we kennis met Maria, het is augustus 1597. Maria van Reigersberch is de dochter van de burgemeester van Veere. Op 8-jarige leeftijd hoort zij voor het eerst de naam Hugo de Groot. Haar broer Jonas heeft een album amicorum waarin de pas 14-jarige Hugo de Groot, of Grotius zoals hij zich noemt, heeft geschreven. Maria is onder de indruk van de tekst en stelt zich voor dat die jongen ook in haar album schrijft: Pronkjuweel Maria, zo fijnbesnaard.

In maart 1606 vindt de inval van Spaanse soldaten plaats in Bredevoort waar Elske van Houweningen woont. Iedereen wordt vermoord die op hun pad komt. Wonder boven wonder overleeft Elske deze bestorming.

We maken een sprong naar november 1607. Hugo de Groot wordt op 24-jarige leeftijd benoemd tot advocaat-fiscaal van de Hoge raad van Holland, Zeeland en West-Friesland en er is een correspondentie ontstaan tussen Hugo en Maria. Steevast eindigen de brieven met de woorden: ik hoop u weer te zien. Een bezoek van Hugo aan Maria kan niet uitblijven. Samen maken ze een strandwandeling. Ze komen dichter tot elkaar en een huwelijksaanzoek van Hugo volgt snel. In juni 1608 trouwen Hugo en Maria in de Grote Kerk van Veere. Maria is in 1609 in verwachting van hun eerste kind, in een periode waarin Hugo het zo druk heeft. Hij is betrokken bij iedere beslissing van de Staten en hij behandelt de rechtszaken van de provincies. Maar de Compagnie weet hem ook te vinden met vragen over de vrije zeevaart en dan zijn er nog de boeken die hij zelf wil schrijven, de gedichten en vertalingen waar hij aan werkt. Drie jaar later kan Hugo stadspensionaris worden van Rotterdam. Met instemming van Maria verhuizen ze naar deze onbekende stad.

Elske blijft tot 1614 in Bredevoort wonen om daarna het besluit te nemen naar Rotterdam te verhuizen. Via weduwe Simons komt ze bij de familie De Groot die een extra dienstmeisje nodig hebben. Er is een klik tussen Maria en Elske, ze kunnen het goed vinden met elkaar. De spanningen in het gezin lopen op door het harde werken van Hugo en de onrusten tussen prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt – Hugo is een medestander van Van Oldenbarnevelt – nemen toe. De regenten en Johan van Oldenbarnevelt kiezen partij voor de remonstranten en prins Maurits voor de contraremonstranten. De ruzie tussen prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt escaleert hierdoor, met als gevolg dat Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot gearresteerd worden wegens landverraad en gevangengezet worden op het Binnenhof in 1618. Van Oldenbarnevelt wordt op 13 mei 1619 onthoofd. Onterecht vindt Maria en zij wil dat hetzelfde lot haar man bespaard blijft. Zij gaat op bezoek bij prins Maurits. Elske reist met haar mee naar Den Haag. Uiteindelijk wordt Hugo veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf op Loevestein. ‘Ik kom ook naar Loevestein’, zegt Maria. ‘Ik laat je niet alleen.’ Elske volgt ze.

Loevestein is kil en koud. ‘De eerste dag van januari is het ergst. Het vooruitzicht dat ze weer een jaar zullen doorbrengen heeft zijn weerslag op iedereen. Hugo is somber en klaagt over duizelingen, van stil moeten zijn worden de kinderen druk. Maria heeft niet de energie om ze tot rust te manen, ze laat het aan Elske over en trekt zich terug in de werkkamer, alleen daar kan ze rustig nadenken.’ De boekenkist… . In haar hoofd broeit iets. Elke avond gaat Hugo in de kist, telkens iets langer. Het juiste moment wordt bepaald om Hugo te laten ontsnappen in de boekenkist. Elske gaat mee zodat ze zeker weet dat de kist bij Johanna Daatselaar wort afgeleverd. Van daaruit zal Hugo naar het zuiden reizen; Parijs.

Suzanne Wouda heeft een mooi verhaal geschreven waarin geschiedenis en fictie een boeiende combinatie is. Maria en Elske zijn twee dappere vrouwen die hun leven op het spel zetten voor Hugo de Groot. Er is al veel geschreven over de rechtsgeleerde en schrijver Hugo de Groot. Nu is er een boek over de beroemdste ontsnapping uit de Nederlandse geschiedenis vanuit het perspectief van twee vrouwen.

Net als het verhaal Roeien naar de Volewijck is Maria vlot en beeldend geschreven. Een aanrader voor geschiedenisliefhebbers! Uitgever: Ambo/Anthos, Amsterdam. Paperback, 344 pagina’s. ISBN: 9 789026 344817. Prijs: € 20,99.

De electrische Fiets.


De foto maakte ik op 27 oktober bij het Rijksmuseum in Amsterdam en het gedicht De electrische Fiets. kwam ik tegen in het Rotterdamsch Nieuwsblad van 22 april 1932:

De oude fiets heeft afgedaan,
Dat ding is uit den tijd!
De “trap-machien” verhuist voor goed
Naar de vergetelheid!
Het “laatste nieuws” dat ons bereikt,
Spreekt van een “wonderfiets”,
Druk op den knop… daar gaat-ie dan!
Techniek staat ook voor niets!
Geen moeiten meer, àl dat getrap
Het dient ook nergens voor,
We glijden straks “electrisch”,
In een “leunstoel” naar kantoor!
En tegenwind of steile wegen
Jagen geen schrik meer aan
Wij draaien, of ’t van zelf spreekt
Maar aan de spanning-kraan.

Zoo glijden wij geruisch- en reukloos
Knusjes zij aan zij,
en thuis gekomen laden we
de “fiets-fauteuil” weer bij
Wanneer we ’s avonds slapen gaan,
Dan gaat de “baas” naar “bed”,
En wordt het “wonder van vernuft”,
Aan ’t “stopcontact” gezet!
ELWEN.

Zilveren klompje als mini-speldenkussen

Een zilveren klompje als mini-speldenkussen was voor Josefien de aanleiding om op zoek te gaan naar het verhaal hierachter. En dat is haar gelukt. Lees hieronder het prachtige verhaal van Josefien over het zilveren klompje dat slechts 4cm lang is.


Op de voetzool staat gegraveerd: 2e prijs, 200 m sch. sl. RDZ 21-4-32.

Het kostte me niet veel hoofdbrekens om te verzinnen dat sch. sl. ‘Schoolslag’ moest zijn, en dat de Z van RDZ waarschijnlijk over een zwemclub gaat. En dat klopte, RDZ was de Rotterdamsche Dames Zwemclub. Die zwemclub bleek in de dertiger jaren van de vorige eeuw furore te maken, want ZIJ leverden de medaillekandidaten voor nationale en internationale wedstrijden, inclusief de Olympische Spelen. Niet zomaar wat! Toen ik dat ontdekte wilde ik natuurlijk ook weten wie op 21-4-32 de tweede prijs had gehaald op de 200 meter schoolslag, in een wedstrijd die door RDZ was georganiseerd. Hoe vind ik dát, dacht ik… .

Als die club in de belangstelling stond zal het vast wel de krant gehaald hebben? De lokale zeker! Enfin: het Rotterdamsch Nieuwsblad van 22-4-32 in de archieven opgezocht – dat dat allemaal kan tegenwoordig – en daar stond het verslag van de wedstrijd… . Het werd gehouden in dit mooie zwembad: de overdekte zwem- en badinrichting Tuindersstraat – entree kostte 35 cent.


Het was een felle strijd geweest, die 200 meter, maar die werd uiteindelijk gewonnen door mej. Brouwers, tweede werd mej. Huybers, de winnares dus van het klompje. Gevonden!

Nog even doorzoeken naar de achtergrond van mej. Huybers, ook in andere kranten. Voluit bleek het J.H. Huybers te zijn, Jacoba, maar natuurlijk Coba genoemd. Coba Huybers deed in die dagen mee om de prijzen, vooral op het gebied van de schoolslag. Ze werd, samen met drie anderen, voor wedstrijden op lange reizen gestuurd, zoals naar Zuid-Afrika, vond ik uit.

Ze keken toen niet op een dubbeltje want de dames reisden per boot en vertrokken begin november, ze kwamen in maart weer terug… . Zo’n reis onderscheidde je in die jaren echt wel van anderen en zeker van je leeftijdsgenoten. De jongste was pas zestien en die had er toen dus al een halve wereldreis op zitten. Dat is nog eens andere koek dan een dag na je wedstrijd weer aankomen op Schiphol, zoals nu vaak het geval is. Varen naar Zuid Afrika zal vast wel een maandje in beslag hebben genomen, ze hadden de tijd van hun leven, veronderstel ik. Coba zit rechts onder op deze foto i.v.m. hun vertrek.


Rotterdamsch Nieuwsblad, 20-11-1930.

En dan tot slot: een zilveren speldenkussentje als prijs… daar kun je nu echt niet meer mee aankomen, om allerlei redenen. Hoe heeft het de jaren erna overleefd? De crisisjaren naderden, de Tweede Wereldoorlog… misschien bleef het in een naaimandje liggen tot haar dood, die ik overigens nog niet heb kunnen terugvinden. Haar nazaten zullen toen wellicht hebben besloten dat het niet interessant genoeg was om het te bewaren…?! We zullen het nooit weten, maar het klompje intrigeerde mij genoeg.

Vervolg I amsterdam

Op 31 oktober schreef ik over de I amsterdam-letters die weg moeten op het Museumplein. Woensdag kon je in de krant lezen dat kunstenaar Dadara de letters op het Museumplein heeft ingepakt. Vandaag een vervolg op de I amsterdam-letters.


In de Volkskrant van 1 november schrijft ontwerper Paul Mijksenaar over de inspiratiebron voor de I amsterdam-letters: ‘Niet Amsterdam, maar New York was de inspiratiebron voor de reeks letterbeelden “I amsterdam”. Alle in de door Frank Schallmaiers rubriek in de Volkskrant van 31 oktober getoonde letterbeelden zijn geïnspireerd door het immens populaire logo van de Amerikaanse grafisch ontwerper Milton Glaser in 1977 voor New York State, “I love NY” waarbij “love” vervangen werd door een rood hart. Het Amsterdamse ontwerp van reclamebureau KesselsKramer was in zoverre origineel dat het hart vervangen werd door “am”, dus: “Ik ben Amsterdam”. Milton Glaser bekende later dat zijn tijdens een taxirit ontworpen “logo” op zijn beurt was ingegeven door het beeld “LOVE” van Robert Indiana.’



Bovenstaande foto’s maakte ik op 29 augustus 2017 op het Museumplein.