Marker jongens- en meisjesmutsjes


In het vorige bericht lees je over het mutsje van een Marker jongen dat samengesteld is uit een zestal segmenten die gebundeld worden door een rozet. Bovenstaande foto laat hiervan voorbeelden zien. Het mutsje rechtsboven op de foto met een zwarte ondergrond en zwart leget werd gedragen tijdens de rouw in de zomermaanden. Het is een zeer oud model uit circa 1900-1920. Links op de foto zie je drie mutsjes en het middelste met rood leget is ook een oud model; vóór 1940. Dit mutsje met een fraai oud stofje werd tijdens de zomer gedragen.


Dit zijn de meisjesmutsjes die uit drie delen zijn samengesteld. Het zijn mutsjes met fraaie stofjes. Het mutsje links vooraan op de foto met bloempotleget dateert van vóór 1940.

Na een poosje nagedacht te hebben, ben ik uiteindelijk tot het besluit gekomen dat deze mutsjes naar een nieuwe verzamelaar mogen. Ik ben langzaam aan het ontzamelen vandaar dat deze mutsjes nu ook te koop zijn. Verder heb ik van Marken nog: drie borsikkies, een baby orenkapje gemerkt met II, geruit meisjesboezel (schortje), gemerkt druivenboezel, twee maal boezelbanden en een wit gemerkt (met rood garen) meisjesboezel. Heb je belangstelling dan kun je me een berichtje sturen via het contactformulier dat rechtsboven op dit blog is te vinden.

Moeders mooiste: bonte parade van streekdrachten en burgermode


Nog geen eeuw geleden kon je aan de kleding van de kinderen en hun ouders zien uit welke regio zij afkomstig waren of in welke plaats zij woonden. Men ging zelfs zo ver dat je kon zien of de drager en draagster protestant of katholiek waren, of ze getrouwd ofwel ongetrouwd waren en of men in- of uit de rouw was. Soms was het zelfs te zien of men tot de bovenlaag van de bevolking hoorde dan wel tot de arbeidersklasse. Vandaag de dag bijna niet meer voor te stellen.


De streekdracht van Volendam is bij de meeste mensen bekend. De buitenlandse toeristen denken vaak dat de Volendamse dracht onze nationale klederdracht is. Ze willen daarom graag in deze dracht op de foto vastgelegd worden. Het meisje op de foto draagt de zondagse dracht en het jongetje de zomerdracht. Onderdeel van de meisjes- en vrouwendracht is een dasje met witte kwasten. Het dasje bestaat uit een drietal stroken die verschillende patronen hebben. De draagster bepaalt zelf welk patroon dat zij wil laten zien.


De dracht van Marken vindt zijn oorsprong in de 16e eeuw en geldt als één van de ingewikkeldste drachten van Nederland doordat de kleding hoofdzakelijk uit losse onderdelen bestaat. De protestantse bevolking had geen hoge pet op van de katholieke inwoners van Volendam, die door hen ‘langbroeken’ werden genoemd. De Markers kregen door de Volendammers de naam ‘kortbroeken’ van de overkant.

Jongetjes droegen op Marken een rokje als ze nog niet zindelijk waren. Het haar liet men groeien met op het voorhoofd een pony. Kenmerkend is het jongensmutsje dat is samengesteld uit een zestal segmenten die gebundeld worden door een rozet. Een belangrijk onderdeel van het jongenskostuum is de zogenaamde borsik. Het kledingstuk lijkt op een soort blouse met daarop twee bonte geruite voorpandjes gespeld, waartussen een strook van zogenaamd witsneewerk is gezet. Aan weerszijden daarvan staan zwarte geborduurde naamletters. Het schortje, de boezel genaamd, is voor jongens van gedessineerde, indigokleurige katoen gemaakt in de kleuren blauw en wit. Als supermooi in die categorie gold een druivenboezeltje van stof met een patroon van druiventrossen op een witte ondergrond.
De man op de foto draagt de winterdracht. Tijdens de zomermaanden droegen de jongens en mannen doordeweeks witte broeken waarvan de toeristen dachten dat het onderbroeken waren. Marker vrouwen hebben eeuwenlang een geborduurd rijglijf met nestelgaten gedragen, dat aan de voorzijde met een veter gesloten werd. Het meisje op de foto, draagt over haar rood/wit gestreepte mouwen een met de hand geborduurd rijglijf, dat op de rug gesloten wordt door middel van een veter. De op het rijglijf gespelde gedessineerde katoenen lappen worden baaf en de borstlap slaaw genoemd. Bij het dichtrijgen van het rijglijf was moeders hulp onontbeerlijk.


Op de foto zie je een kopie van een sitsen jak-en-rok van omstreeks 1815. Het is voor het eerst in 1814 dat gerimpelde schootjes in de mode kwamen. Het zou daarna nog enkele decennia duren voordat het dragen van schootjakken algemeen werd op het platteland van Overijssel. Dat gebeurde pas in de biedermeiertijd.
Een jakje met ballonmouwen van omstreeks 1840 voor een ongeveer zevenjarige.
Een katoenen schootjakje met biedermeierbelijning in het voorpand in combinatie met wijd uitlopende mouwen van circa 1870. Het lijfje en beide mouwen zijn gevoerd met ongebleekte katoen. Het kledingstuk is vermoedelijk in Zwolle of omgeving gedragen.
Bepaald modieus te noemen, is de zwarte vierdelige japon van omstreeks 1880.
Het meisjes japonnetje dateert uit de periode 1878-1881 en is mogelijk gemaakt van een oude japon van moeder. In de rugpartij zitten nestelgaten voor een lange rijgveter. In de rok zitten draperieën die passen in het modebeeld van die tijd. De zoom is rijkelijk versierd met stroken van geplooide stoffen. Het is de periode die bekend staat als de eerste tournure. Onder de rok een steunconstructie als die van een crinoline, maar dan met hoepels van gelijke grootte.

Dit is slechts een tipje van de sluier wat ik laat zien van de expositie Moeders mooiste: bonte parade van streekdrachten en burgermode in Museum Erve Hofman. In totaal zijn er vijftig kostuums opgesteld, waarvan vijfentwintig kinderkostuums. Het is bijzonder dat er zoveel aandacht is voor complete kinderkostuums! In feite gaat het om een dubbeltentoonstelling, want in een aparte ruimte zijn tal van prachtige poppen te zien. Het gaat dan veelal om poppen die gemaakt zijn om naar te kijken vanwege hun kunstzinnig karakter. Eind vorige eeuw werden poppen met streekdrachten een ware rage. Ze werden door deskundigen tot in detail nagemaakt met authentieke stoffen en van miniatuurstreeksieraden voorzien.

Beide bovengenoemde tentoonstellingen zijn te zien tot en met 4 november 2017 in Museum Erve Hofman in Hellendoorn.

Bron tekst en foto’s: catalogus bij de tentoonstellingen Moeders mooiste: bonte parade van streekdrachten en burgermode en Ik stond laatst voor een poppenkraam.

Het merendeel van de tentoongestelde kostuums, sieraden en streekdrachtaccessoires komen uit de collectie van Wielent Harms. Vijftig jaar heeft Wielent verzameld en nu schenkt hij de collectie in zijn geheel aan Museum Erve Hofman. In dit filmpje vertelt Wielent over de expositie.

Twee regenten en twee regentessen van het Spinhuis


Regenten én regentessen besturen het Spinhuis, waarbij de regentessen verantwoordelijk zijn voor het huishouden. Op de achtergrond krijgt een gestrafte ervan langs met een schoen. De mannen rechts van het hek hebben twee stuivers entreegeld betaald om te mogen kijken naar de opgesloten vrouwen. Het Spinhuis is een echte toeristische trekpleister.


Detail van het schilderij Twee regenten en twee regentessen van het Spinhuis, 1650 van Bartholomeus van der Helst (ca. 1613-1670).

Dit schilderij is net als De regentessen en binnenmoeders van het Spinhuis te zien op de expositie Hollanders van de Gouden Eeuw in de Hermitage in Amsterdam.

Documentaire Astrid Lindgren


Astrid Lindgren schreef vele kinderboeken waaronder Pippi Langkous. In de film draagt Pippi de visserstrui van het eiland Gotland. Hierdoor is deze visserstrui niet meer weg te denken in Zweden, ze zijn overal te koop.

Vanavond om 22.55 uur op NPO2 is de documentaire Astrid te zien:

‘Ik heb me nooit door tegenstand laten weerhouden.” Dit is een kenmerkende uitspraak van de Zweedse schrijfster Astrid Lindgren. Zij staat centraal in de documentaire Astrid die Het Uur van de Wolf (NTR) op 22 juni uitzendt. De film geeft een ontroerend beeld van een eigenzinnige en onafhankelijke vrouw met een groot geheim, dat zij verwerkte in haar verhalen over eenzame jongens en sterke meisjes. Ze verkocht wereldwijd meer dan 100 miljoen kinderboeken. Diverse titels, waaronder Pippi Langkous, Ronja de Roversdochter en De Gebroeders Leeuwenhart, werden verfilmd.
Lindgren, geboren in 1907 in het Zweedse Vimmerby, had een onbezorgde jeugd op een boerderij. Ze kon als kind al goed schrijven. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen het eerste boek over haar beroemdste creatie Pippi Langkous. Daarmee kwam haar schrijverschap tot bloei. Het boek werd positief ontvangen in de pers, al waren er ook critici die in de rebellie van Pippi ‘de fantasie van een gestoord individu’ zagen.
Pippi mag dan een paard kunnen optillen; Lindgren zelf was ook een krachtige vrouw. Als 17-jarige werkte ze voor de lokale krant en stond ze in het dorp al bekend als vrijgevochten vrouw. Een jaar later was ze een ‘gevallen’ vrouw, zwanger van haar veel oudere baas. Dat betekende niet dat ze haar onafhankelijkheid op gaf. Integendeel. “Hij wilde met me trouwen, maar ik ging nog liever dood.” Ze ontvluchtte Vimmerby en vestigde zich in Stockholm. De prijs die ze voor haar vrijheid moest betalen was hoog: ze liet haar zoontje achter in een pleeggezin, wat haar diep raakte. Pas toen hij vier jaar was werden ze herenigd.

De documentaire geeft niet alleen een rijk beeld van Lindgrens leven dankzij diverse dagboekfragmenten en een grote hoeveelheid foto’s en films, maar biedt ook een prachtig tijdsbeeld van Zweden in de eerste helft van de twintigste eeuw.


Deze documentaire is eerder uitgezonden op 4 februari 2016.
Regie: Kristina Lindström
Producent: Ingemar Persson

De regentessen en binnenmoeders van het Spinhuis


De twee zittende dames zijn regentessen van het Spinhuis: een gevangenis en heropvoedingsgesticht voor dievegges, prostituees en ‘lediglopende meisjes’. De regentes links inspecteert een kantwerkje van een gestrafte, de regentes rechts rekent de boodschappen af. De twee ‘binnenmoeders’ houden toezicht op de gevangenen. Zij staan, want verschil moet er zijn.


Detail van het schilderij De regentessen en binnenmoeders van het Spinhuis, 1638 van Dirck Santvoort (1610-1680).

Dit schilderij is te zien op de expositie Hollanders van de Gouden Eeuw in de Hermitage in Amsterdam. Een aanrader, samen met de tentoonstelling 1917. Romanovs & Revolutie. Het einde van een monarchie.

Frederiksborg Slot


Evelien Verkerk is net terug van een mooie vakantie in Denemarken. Zij bezocht in Hillerød het Frederiksborg Slot. ‘Ik was er nog nooit geweest, maar het stond al jaren op de verlanglijst’, schrijft Evelien. ‘Heel speciaal, alle zalen zonder extra kunstlicht, alleen daglicht (wel met UV-folie op de ramen zag ik). Veel prachtige wandtapijten en beklede stoelen met wat soms leek op delen uit wandtapijten, maar ook helemaal in wol geborduurd. De kleding op de schilderijen was adembenemend, staan de Denen bekend voor hun sobere stijl, dan gold dit niet voor het koningshuis! En men ging zeker met de mode mee! Ik werd soms bijna duizelig van alle tentoongestelde rijkdom aan prachtige handgemaakte objecten. Kortom, zeer de moeite waard!’

De textielkaart laat een detail van het borduurwerk van Anne Staverskovs zien.

Lindebloesem en de Arlésiennes


Tineke: ‘Zaterdag zijn we verhuisd naar ons 2e adres. Hier hebben we uitzicht op de Mont Ventoux. De oogst van de lindebloesem kennen we van eerdere jaren. De lindes zijn hier al verder in bloem dan in Nederland. Lindebloesem uit Buis les Baronnies (onder de “rook” van de Mont Ventoux) is beroemd. Over het algemeen wordt na half juni geoogst. Overal zie je ladders en plukkers dan linnen doeken onder de bomen. De lindebomen blijven door de pluk prachtig in model.’


Tineke: ‘Jammer hè, de Arlésiennes met hun prachtige kostuums kun je alleen tijdens de speciale feestdagen bewonderen. En het is in Arles altijd zo druk. Misschien zien we ze ooit nog eens. Bijzonder op deze kaart vind ik dat de namen van de dames worden genoemd (de 19e Koningin van Arles met haar hofdames). Zó feestelijk! Onze tweede week verblijven we in een Provençaals ingerichte gîte vlakbij de Mont Ventoux. Wielrenners alom die de “windberg” willen bedwingen. Ons terras ligt tussen de wijngaarden en het zwembad is maar een paar meter verder. Geen floating pen te ontdekken trouwens.’

Van het Naadje en de Kous – handwerken op school


Voor de één was het ‘gedoe’ met naald en draad, brei- en haaknaalden voor de ander het begin van een levenslange liefde: de handwerkles op school. Op 24 juni 2017 opent in het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht Van het Naadje en de Kous, een tentoonstelling over handwerken, naaitechnieken en mode op school. Gedurende de looptijd van de tentoonstelling zijn er regelmatig speciale workshops in het museum, te beginnen op zaterdag 24 juni, de dag van de opening. Op 24 juni krijg je bovendien 50% korting op de entreeprijs!

Haken, breien, stoppen, mazen, borduren …
Voor het eerst stelt het museum nu een overzichtstentoonstelling samen en biedt een kijkje in de rijke collectie in bezit van het museum, vergezeld van een grote hoeveelheid foto- en beeldmateriaal. De tentoonstelling geeft een overzicht van de vele prachtige (en soms wat minder goed gelukte) voorbeelden van wat er zoal op school, in het beroepsonderwijs en op modevakscholen niet alleen gehaakt en gebreid, maar ook ontworpen, getekend en genaaid werd.

Sokjes en poppenjurkjes
Van het Naadje en de Kous toont een diversiteit aan mooie en sprekende voorbeelden van op school gemaakte ‘werkjes’. Van de eerste proeflapjes van een meisje van 6 jaar, sokjes en poppenjurkjes in het stijve witte breikatoen tot een grote variëteit aan stop-, maas- en merklappen. Met als hoogtepunt de ‘pronkrollen’: 11 meter lang schitterend borduurwerk met bijbehorende ontwerptekening. Daarnaast heel veel ontwerpen, schetsen en patronen van modevakschool ‘De Schans’.

Zelf aan de slag!
De tentoonstelling opent op zaterdag 24 juni. Op die dag vinden er in het museum gratis workshops plaats als voorproefje op de workshops die vanaf september op het programma staan. Tijdens de workshops ga je onder leiding van een ervaren docent zelf aan de slag. Meer informatie over data en onderwerpen op de website van het Nationaal Onderwijsmuseum.

Johanna Hendrika Scholtz in het Diaconie Weeshuis Amsterdam

Het bestaan van een oefenstoplap ter voorbereiding op de ‘mooie’ stoplap is niet erg bekend. In mijn boek Merk- en stoplappen uit het Burgerweeshuis Amsterdam toon ik er één, waarvan ik door de overgeleverde familieverhalen zeker weet dat deze als oefenstop is gemaakt. Toevallig kwam ik er nog één tegen die bewaard wordt in de collectie van het Rijksmuseum van Amsterdam. Hij komt uit het Diaconie Weeshuis van Amsterdam en is gemaakt door het weesmeisje Johanna Hendrika Scholtz.

De 21-jarige kleermaker Dirk Scholtz trouwde op 14 maart 1849 met de 18-jarige Antonetta Louisa van Leeuwen in hun geboorteplaats Amsterdam. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren: Dirk Andreas Scholtz (geboren 1851), George Lodewijk Karel Scholtz (geboren 1853), Antonetta Louisa Susanna Scholtz (geboren 1855 en overleden op 30 mei 1862), Louisa Antonetta Scholtz (geboren 1858) en Johanna Hendrika Scholtz (geboren 1861). Op 15 januari 1866 werd de echtscheiding uitgesproken. In 1859 kreeg Antonetta Louisa van Leeuwen steun van het Huiszittenhuis. Op dat moment had haar man haar al verlaten en stond zij als weduwe ingeschreven bij het Huiszittenhuis. In de zomer van 1859 en 1860 en in de winter van 1859 en 1861 kreeg zij steun, hierna werd zij ‘wegens ergelijk gedrag voor altijd afgeschreven’. Op dat moment was haar jongste kind Johanna Hendrika nog niet geboren. Zij kwam op 2 januari 1861 ter wereld. In de papieren van de Broederen Diaconen lezen we: ‘Bij het nazien der Stukken is er bij Uwe Commissie Zoo uit de Aanvrage tot Scheiding als uit de beëedige Verklaringen der Getuigen eenigen twijfel ontstaan omtrent de echtheid der geboorte van het jongste Kind, dan het geboorte bewijs welke het als bepaald echt Verklaart, weerhoudt haar dien twijfel Voedsel te geven.’ Op het geboortebewijs staat Dirk Scholtz als vader vermeld, maar hij had zijn vrouw al verlaten. ‘Wegens mishandelingen en daarop gevolgde Kwaadwillige Verlating van haren man, Verzocht en Verkreeg zij verlof tot Echtscheiding, welke Scheiding tusschen haar eischeres en Gedaagde haren man, wiens woon- en verblijfplaats toen even als nu was en is onbekend’, lezen we in de documenten van de broederen Diaconen. Hierop werd de echtscheiding uitgesproken op 15 januari 1866.

Op 3 december 1868 hertrouwde Antonetta Louisa Scholtz met Jan Peterr Rieken. Dit huwelijk bleef kinderloos. Op 17 augustus 1872 overleed Antonetta Louisa aan een leverziekte. De twee jongste kinderen Louisa Antonetta – oud 14,5 jaar – en Johanna Hendrika – oud 11,5 jaar – werden toen op 7 november 1872 opgenomen in het Diaconie Weeshuis. Louisa Antonetta kreeg huisnummer 86 en Johanna Hendrika huisnummer 119.

Verder lezen we in de documenten van de broederen Diaconen nog de volgende informatie over het gezin: het was een zeer ordelijk en rein gezin, vermoedelijk geen sprake van misbruik van sterke drank, de kinderen zijn naar school gegaan ‘bij een lid der familie Huisonderwijzeresje’, de kinderen zijn gezond, zacht van karakter en onderling goed gezind, het gezin had ‘eene moie wonende op de Bloemgracht, ordelijk gezin’, tot de opname van de kinderen in het weeshuis konden zij zonder gevaar in de woning blijven ‘Voornamelijk bij den Stiefvader, die een Zeer Godsdienstig man Schijnt te Zijn en het lot dezer Kinderen Zegt Zich Zeer aan te trekken, en alles tot hun Voordeel Schikken Zal’.

Johanna Hendrika Scholtz kwam op 7 november 1872 in het Diaconie Weeshuis en verliet het weeshuis in mei 1881 toen zij 20 jaar was. In het Diaconie Weeshuis maakte Johanna twee merklapjes en twee stoplapjes die zij zelf in 1935 aan het Rijksmuseum schonk.


Het eerste merklapje dat zij maakte was een blauw lapje in 1874. Ze oefende het alfabet vier keer in de kruissteek, kastjessteek en stersteek. Deze steken waren geschikt voor het merken van het linnengoed. Op de vijfde regel borduurde Johanna haar initialen IHS – Johanna Hendrika Scholtz – , haar huisnummer 119 en de initialen van haar overleden moeder ALS – Antonetta Louisa Scholtz. In het onderste gedeelte van het merklapje borduurde Johanna diverse initialen van bestuur, personeel en familieleden; zoals MG dat staat voor Moeder M.E. Gildemeester-de Clerq – diacones/pleegmoeder, AHZ staat voor Anna Hendrika Zwarts de breimatres, ALS staat voor haar moeder Antonetta Louisa Scholtz, KLS staat voor haar broer Karel Lodewijk Scholtz, DAS staat voor haar broer Dirk Andreas Scholtz, IHS is de borduurster en weeskind Johanna Hendrika Scholtz, ASS staat voor haar overleden zusje Antonetta Susanna Scholtz, IPR staat voor haar stiefvader Jan Peterr Rieken. Het merklapje wordt afgesloten met AN 1874 No. Hier tussenin borduurde Johanna nog twee vogeltjes, een naaikussen en een naaimand.


In hetzelfde jaar maakte Johanna ook nog een rood merklapje. Ze begint met haar naam IH Scholtz – Johanna Hendrika Scholtz – gevolgd door ALS, haar overleden moeder Antonetta Louisa Scholtz en afsluitend de initialen DAS, haar broer Dirk Andreas Scholtz. In de cartouche staan de initialen DAS en ALS geborduurd. De initialen van haar moeder Antonetta Louisa Scholtz en haar broer Dirk Andreas Scholtz. Wellicht fungeerde haar broer als vaderfiguur omdat ze haar vader nooit heeft gekend. Linksboven de cartouche staan de initialen IPR die verwijzen naar haar stiefvader Jan Peterr Rieken. In het midden van het merklapje staan drie rijen met initialen geborduurd, veel ervan zien we terug op het blauwe merklapje. KLGS staat voor haar broer Karel Lodewijk George Scholtz en ALSS staat voor haar overleden zusje Antonetta Louisa Susanna Scholtz. De merklap wordt afgesloten met bloemen, konijntjes en AN 1874 NO.


Nadat de merklapjes af waren, begon Johanna Hendrika aan de oefenstoplap, met wit katoenen garen op linnen. Linksboven borduurde Johanna haar huisnummer 119 in de kleur rood. Hiermee oefende Johanna voordat zij haar fraaie stoplap met zijden garens op linnen maakte. Ik heb altijd al het vermoeden gehad dat niet alleen in het Burgerweeshuis Amsterdam oefenstoplappen werden gemaakt. Hier zien we het bewijs dat men in het Diaconie Weeshuis Amsterdam op dezelfde wijze werkte als in het Burgerweeshuis Amsterdam. Een interessante ontdekking!


Na de oefenstoplap volgde de fraaie kleurrijke stoplap met zijden garens op linnen. Johanna maakte haar stoplap in 1875. In het midden boven het boeket borduurde Johanna de initialen DS en ALvL. Deze staan voor haar ouders Dirk Scholtz en Antonetta Louisa van Leeuwen. Onder het boeket staat de naam van de borduurster IH Scholtz, Johanna Hendrika Scholtz. Verder staan er veel initialen op de stoplap die we al eerder zagen op de merklapjes. HW zagen we niet eerder en dit staat voor de wollenmatrres Helena Westerdaal.

In een korte tijd maakte Johanna Hendrika Scholtz twee merklapjes en twee stoplappen. Aan het fraaie werk zie je dat zij een uitstekende handwerkster was. Ze heeft de handwerkjes altijd zorgvuldig bewaard en op 74-jarige leeftijd schonk Johanna Hendrika de Beer-Scholtz de merk- en stoplapjes aan het Rijksmuseum. Johanna trouwde op 16 augustus 1894 op 33-jarige leeftijd met de 35-jarige banketbakker Poppe Geert de Beer. Net als haar moeder ging ook Johanna scheiden. De echtscheiding werd op 17 juni 1910 uitgesproken. Blijkbaar hield ze de naam De Beer wel aan.

Conclusie van mijn onderzoek: niet alleen in het Burgerweeshuis Amsterdam werden oefenstoplapjes gemaakt, maar ook in het Diaconie Weeshuis Amsterdam.

© Berthi Smith-Sanders

Foto’s: Rijksmuseum