Marskramerkist

De marskramer is een verkoper van kleine artikelen die hij in een rugkorf vervoert en waarmee hij het platteland en de steden afreist om zijn waar van huis tot huis te verkopen. Een marskramer werd in het Middelnederlands ook wel meersman genoemd en was dus een rondreizend koopman.

Andere benamingen voor het beroep marskramer zijn:
– Klontong (Indonesië): Klontong was in het vroegere Nederlands-Indië, maar voornamelijk op Java, de algemene aanduiding voor een Chinese marskramer in manufacturen, kleine huishoudelijke benodigdheden en snuisterijen waarmee hij vooral langs de deuren van de welgestelde, meest Nederlandse families kwam. Zijn naam dankte hij aan het gelijknamige ratelaartje dat hij ronddraaide en waarmee hij zijn komst aankondigde. Sommige klontongs bedienden zich van een trommeltje.
– Teut (Kempen): Een teut was een rondreizende handelaar of ambachtsman die vanuit zijn thuisbasis in Westfalen of de Kempen met zijn koopwaar op de rug naar Nederland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg of zelfs Denemarken trok. De teuten vertrokken in de lente naar andere streken om daar rond te venten of er een winkel open te houden. In de winter keerden ze terug om hun tijd thuis door te brengen. Vergelijkbare handelaars worden in Duitsland (Westfalen) Tödden genoemd. In Noord-Nederland kent men ook de Rusluie uit Vriezenveen. Teuten onderscheidden zich van gewone marskramers door een strakke organisatiegraad in compagnieën met kenmerken van een gilde.
– Kiepkerel (Noord-Duitsland): Kiepkerels zijn Noord-Duitse marskramers die van de 17e eeuw tot begin 20e eeuw door Noord-Nederland trokken en hun koopwaar op hun rug in een mand (Nedersaksisch: kiep) vervoerden. Deze kiepkerels kwamen het meeste voor in de provincie Groningen. Toen bekend werd dat Nederlanders geïnteresseerd waren in Duitse koopwaar, begonnen sommige Duitse seizoenarbeiders (hannekemaaiers) om wat extra geld te verdienen deze waren mee te nemen in op de rug gedragen manden. Een deel van deze marskramers zijn voorgoed in Nederland gebleven, zoals de broers Clemens en August Brenninkmeijer, die de confectieketen C&A hebben opgericht, en de familie Sinkel, die met de Winkel van Sinkel is begonnen.
– Kisjes Kearl (Achterhoek)
– Kypmantsje (Friesland)


Op de expositie Steekspel in Museum De Koperen Knop zag ik voor het eerst een marskramerkist. Het is een Nederlands exemplaar en dateert uit 1870. In het midden van de kist zie je een borduurwerk van wol op stramien. Het borduurwerk loopt door op de achterkant van de draagkist en is daar beter gebleven dan aan de voorzijde van de kist.

7 gedachten over “Marskramerkist

  1. In Delfzijl staat een beeldje van een kiepkerel. Zal eens kijken of ik er een foto van heb.
    Leuk om de verschillende namen te weten voor deze marskramers.
    Gezellige dag
    groetjes, Truus uit Drenthe

  2. Oeps, de marskramer die deze kist droeg zal niet met goedkope spulletjes langs de deur zijn gegaan. Wat mooi gedecoreerd. Stel je voor: in weer en wind met zo’n luxe kist op je rug……… En wat is hij mooi bewaard!
    Daar ga ik, niet langs de deur, maar naar de Super. Met een kunststof tas van duizend in een dozijn.
    Groetjes, Tineke

  3. Ik wil even reageren op het woordje ’teut’. Ik woon in Hoogkarspel in de streek Westfriesland en ons dialect bevat ook het woordje teut. Behalve dronken of aangeschoten zijn betekent het ook kletskous of roddelpraat. Wanneer ik als kind teveel zeurde over iets of iemand moest ik niet zo ’teuten’ van mijn moeder! De marskramer heeft hier vroeger waarschijnlijk heel wat geteut, leuk verhaal!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *