Weesmeisjes


Drie boeken die het verhaal vertellen van weesmeisjes. Roeien naar de Volewijck van Suzanne Wouda werd in mei uitgegeven. Het verhaal is vlot en beeldend geschreven. Saartje Tadema van Thea Beckman blijft een mooie historische jeugdroman alhoewel sommigen het voor deze tijd een beetje traag vinden. Dan naar ‘Jetje uit het Huis’ van Rie van Rossum. De eerste druk verscheen in 1935 en de vijfde druk in 1955. De stijl en de tekeningen zijn gedateerd. Het is geen spannend boek waar veel in gebeurd, maar desondanks heb ik me kostelijk geamuseerd met dit boek. Jetje vindt het fijn op school, ze heeft een leuke vriendin en een fijne oma. Ze geniet. Het leven is traag en eenvoudig. Een boek dat de jeugd niet meer zal aanspreken. Toch is het leuk om over zaken te lezen die niet meer in ons leven bestaan, zoals de omroeper. …’Daarom hebben ze ook zoetjesaan alle omroepers afgeschaft, omdat de steden zo groot werden, en bijna alle mensen nu de krant lezen. Maar het is eigenlijk wel jammer. Ja, dat vonden de kinderen ook. Nu, hier in Katwijk had je er dan tenminste nog één, dat was een troost.’

Een ander fragment dat ik wil uitlichten gaat over de zondag. Jetje is met haar vriendin en familie op vakantie in Katwijk. …’En dan kwam de zondag, de feestelijke zondag. Ze gingen allemaal naar de kerk, behalve Broertje natuurlijk, die hield juffrouw Plas gezelschap. Jetje kreeg haar zwarte jurk uit het Huis (weeshuis) weer aan en haar zondagse kanten mutsje op. Dat had ze zelf gevraagd. Ze vond dat de zwarte jurk en de mooie muts bij de kerk en de zondag hoorden. En niemand keek haar aan, toen ze zó tussen de anderen in de kerkbank zat, want bijna alle dorpskinderen hadden zwarte jurken aan. En de meeste vrouwen droegen zwarte japonnen, net als juffrouw Plas, en mooie witte mutsen met gouden spelden van voren en twee stijve krullen haar op het voorhoofd. Dat was een aardig gezicht, als die grote kerk helemaal vol zat. Maar al dat zwart, dat was toch wel heel treurig, want dat betekende rouw, net als de jurk van Jetje. Al die vrouwen en kinderen in het zwart hadden iemand in de familie, die op de grote gevaarlijke zee verdronken was. En Jetjes vader was ook op zee verdronken. Dáárom paste haar jurk zo goed in deze kerk.’

Expositie ‘Reisstof’ in Museum de Kantfabriek

Mirja Wark is weefkunstenaar. Zij woonde in Venezuela, Oman, Syrië en Libië. In deze landen onderzocht Mirja traditionele textieltechnieken en ging textiel en gebruiksvoorwerpen verzamelen. In Museum de Kantfabriek in Horst zijn voorwerpen en textiel uit Oman en Venezuela te zien tot en met 20 november 2016.

De makers zijn nomadenvolken uit Oman en de Wayuu Indianen uit de Guajira, het noordelijke grensgebied van Venezuela en Colombia. Textiel en vakmanschap staan centraal. Beide volken leven in een natuur met een beperkt aantal ingetogen kleuren. Zij compenseren dit door hun kleding, gebruiksvoorwerpen, tuigage voor de pakezels en schoenen intens kleurrijk te maken. Op het gebied van weven, textielbewerking, borduren en leerbewerking hebben ze een hoog vakmanschap ontwikkeld. Ze hebben geen vaste woonplaatsen en alles wordt vervoerd op hun ezels, inclusief hun weefgetouwen. Foto’s en textiele voorwerpen uit de collectie van Henriëtte Beukers complementeren de expositie. Gisteren werd de tentoonstelling geopend.


De opening van de tentoonstelling door Mirja Wark en Henriëtte Beukers.




Handgeweven kameelbanden met katoen en Lurex.


In de bergen in Oman liggen sommige dorpen op wel 2000 meter hoogte. Men kweekt er rozen om rozenwater van te maken en men hoedt er schapen en geiten. Water is er niet te vinden op deze hoogte. Dagelijks dalen jongens met ezels de berg af en halen water in de wadi (droogvallende rivier) bij de put. Zwaarbeladen lopen de ezels de smalle bergpaadjes weer op. Ook etenswaren zoals zakken dadels dragen ze en soms een oudere die zelf niet meer kan klimmen. Een zadel en chabrak (zadeldek) beschermen de lading en de huid van de ezel. Door het geluid van zijn bel herkent de eigenaar al van ver zijn eigen dier.

Op feestdagen zoals het suikerfeest en een bruiloft gaat de ezel als een prins op pad met een rijkversierd borst- en staartstuk. Dit is handgeweven van wol en versierd met randen in de fitstechniek. De koorden en kwasten zijn kleurrijk. Mooi werk is kostbaar en moet beschermd worden: onder de staart een stukje plastic tegen de keutels en over het handwerk stof tegen het vuil.


Zandsokken in naaldbinding ter voorkoming van verbrande voeten in het hete zand.


Een woestijnbroek uit Sinaw die met de hand geborduurd is met Lurex. De manchetten zijn zo nauw dat de vrouw eerst een plastic tasje om de voeten moet schuiven.


Dit zijn maskers die vrouwelijke woestijnbedoeïen dragen. Het geeft hen vrijheid in het sociale verkeer. Getrouwde vrouwen dragen donkere maskers, ongetrouwde vrouwen maskers met geel of koper metaalglans. Er is een mode in koorden en kwasten die op de rug meebewegen.


Gehaakte mochila’s. Een Wayuu vrouwenhand staat nooit stil. Altijd is er wel een haakwerk te maken. Met een dunne naald maken de vrouwen dichte tassen in een vasten-haakwerk. Hoe meer kleuren er in een tas voorkomen hoe sterker en begerenswaardiger deze wordt. Het haakwerk is dubbelzijdig. Dit betekent dat de kleuren die niet te zien zijn in het patroon meegenomen worden binnen in de steek. Zo komt het dat de tassen zo stijf zijn dat ze bijna vanzelf rechtop blijven staan. De draagbanden zijn er in drie technieken: lussenvlechten, haken, weven of twijnsplitsen.


De Wayuu zijn semi-nomaden en trekken naar graziger gebieden als er niet genoeg te eten of te drinken meer is voor hun geiten en schapen. Meubels bezitten ze niet. Hun hele hebben en houden dragen ze mee in grote tassen.

De tentoonstelling Reisstof is te zien tot en met 20 november 2016 in Museum de Kantfabriek in Horst.

Borduurwerkje in de thee

‘Zou je een kant en klaar borduurwerkje in de thee kunnen leggen’, werd aan mij gevraagd. Natuurlijk kan dat, maar wat het resultaat wordt zou ik niet weten. Een leuke uitdaging. Voor de proef pakte ik een klein borduurwerkje.


Het borduurwerkje voordat het in de thee werd gedompeld. Ik heb Chinese borduurzijde gebruikt dat Mieke Gorter op de markt in China kocht.


Ik maakte slappe thee.


Nadat het borduurwerkje enkele minuten in de slappe thee had gelegen, was dit het resultaat.


Opnieuw ondergedompeld in sterke thee.


Het resultaat. Je ziet dat het linnen duidelijk bruiner is geworden.


Hierna wilde ik weten of de bruine kleur eruit te wassen is.


Het linnen is iets lichter van kleur geworden, maar je krijgt het borduurwerkje niet meer terug in zijn oorspronkelijke staat.

Roeien naar de Volewijck


Twintig jaar nadat ‘Saartje Tadema’ van Thea Beckman werd uitgegeven, verscheen onlangs de roman ‘Roeien naar de Volewijck’ van Suzanne Wouda. Zowel Saartje als Mare en Flora groeiden op in het Burgerweeshuis van Amsterdam. De eerstgenoemde publicatie staat al jaren bij mij in de boekenkast, maar de uitgave van Suzanne Wouda ontdekte ik recentelijk. Mijn belangstelling was gewekt. Uitgever Ambo/Anthos stuurde een exemplaar van Roeien naar de Volewijck.

Het is juni 1679. De vader van Flora is net overleden. Tante Gesina komt uit Haarlem. De begrafenis wordt geregeld en Flora’s vader wordt begraven in de Nieuwe Kerk van Amsterdam. Thuisgekomen vertelt Cecilia – de moeder van Flora is al eerder overleden en Cecilia zorgde voor Flora en haar vader – dat het huis wordt verkocht en dat Flora naar het burgerweeshuis moet. ‘Ik wil niet weg’, zei ze zacht. Cecilia beet op haar lip. ‘Het spijt me, meidje. Je tante heeft het zo beslist.’

De weken in het burgerweeshuis gaan voor Flora in eenzaamheid voorbij. Elke dag ziet er hetzelfde uit. Tot Mare in september 1679 komt. Mare is stil en teruggetrokken. Flora heeft het gevoel dat ze iets moet doen. Voorzichtig probeert ze Mare uit haar schulp te lokken en met succes. De meisjes worden hechte vriendinnen en zijn jarenlang onafscheidelijk.

Mare heeft als jong meisje ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Gaandeweg komt de lezer meer te weten over haar leven. Helaas krijgt zij zelden bezoek in het burgerweeshuis. Flora ziet haar tante Gesina af en toe in het weeshuis. In november 1687 komt er onverwacht een verandering voor Flora. Nadat zij op zondag terug komt van haar wekelijkse uitstapje naar het doolhof, wordt ze opgewacht door haar tante Gesina. ‘Flora ziet de mand aan haar tantes voeten met de opgevouwen kleding erin, een damasten rok bovenop, en daarop twee boeken: een bijbel en de liedbundel die ze van Mare heeft gekregen.’ Het is haar uitzet. Tante Gesina en haar oom hebben besloten dat Flora in Haarlem bij hun gaat wonen. Mare blijft in het weeshuis en ontvangt in zes maanden slechts één brief van Flora. ‘Weg is weg, uit het oog, uit het hart, net als haar ouders, haar broer en zus. Het is niet goed om je te hechten, dat herinnerde ze zich nu weer.’

Tante Gesina nodigt regelmatig gasten uit met als doel een geschikte man te vinden voor Flora. Een rijke handelaar dient zich aan en het klikt tussen hen. Meerdere afspraken volgen. Zo maken zij een uitstapje naar Amsterdam om het anatomisch kabinet van Frederik Ruysch te bekijken. Voor Flora is dit de kans om ook naar het burgerweeshuis te gaan en Mare te zien. Maar Mare is er niet meer, ze is weggestuurd met niets. De suppoosten weten niet waar zij is.

Flora trouwt met de rijke handelaar en Mare is in een speelhuis gaan werken als prostituee. De wegen van de meisjes die onafscheidelijk waren, zijn nu definitief gescheiden. Of toch niet? In oktober 1697 ontvangt Mare een alarmerende brief van Flora. Zij vraagt of Mare op zoek wil gaan naar haar zoon die spoorloos is verdwenen. Mare twijfelt geen moment en besluit naar Haarlem te gaan.

Suzanne Wouda heeft goed onderzoek verricht voor haar historische roman ‘Roeien naar de Volewijck’. Het verhaal is vlot en beeldend geschreven waarbij het heden en verleden elkaar moeiteloos afwisselen. Je krijgt een goed beeld van het leven van de weesmeisjes in de zeventiende eeuw in het Burgerweeshuis van Amsterdam. Bovendien komen meerdere historische feiten voorbij. Zo maakte ik voor de eerste keer kennis met de Volewijck.

Roeien naar de Volewijck van Suzanne Wouda is een aanrader voor lezers die van geschiedenis en een mooi verhaal houden! Uitgever: Ambo/Anthos, Amsterdam. Paperback, 320 pagina’s. ISBN: 9 789026 333934. Prijs: € 19,99