Menko, de geschiedenis van een Twentse textielfamilie


De geschiedenis van de Twentse textielfamilie Menko begon in 1854. De vader van Nathan Jacob Menko (1839-1921) verdiende als slager zo weinig, dat hij zijn gezin nauwelijks kon onderhouden. Vandaar dat Nathan (zie foto) al op jonge leeftijd zijn eigen geld ging verdienen. Hij begon met de handel in katoenafval, werd fabrikeur – een koopman gespecialiseerd in textiel – en daarna eigenaar van een fabriek met stoommachines. Aan het einde van Nathans leven was het bedrijf N.J. Menko landelijk bekend.

Het eerste kapitaal van Nathan en zijn broer Salomon Jacob zou vergaard zijn doordat zij katoenafval hadden gekocht, dat op een gezonken schip in een vaart in Noord-Twente lag. Door deze lading te verwerken en door te verkopen, legden ze de basis voor hun bedrijven. De ontwikkelingen verliepen in de daaropvolgende jaren in een rap tempo.
In 1866 verhuisde Nathan naar een nieuwbouwhuis waar hij met Helene Cohen ging wonen, na zijn huwelijk in 1867. Naast de woning lag het pakhuis waar boerenhandwevers nieuw garen kwamen ophalen en het ruw geweven doek langs brachten. In 1867 kwam er tevens een ververij bij, waar het ruwe doek bewerkt kon worden tot pilouw, molton, diemet, vijfschacht en bombazijn beddentijk. Afnemers konden deze stoffen ongeverfd bestellen. De pilouw kon ook geleverd worden in de kleuren bruin, zwart, indigoblauw of olijfkleur. Molton in het wit of indigo.
Veertien jaar later (1881) kocht Nathan een fabrieksgebouw aan de Zuiderhagen met honderd weefgetouwen voor 15.050 gulden. Hij liet zijn nieuwe fabriek ombouwen tot een weverij annex ververij met 150 machinale weefgetouwen.

Om zijn waar aan de man te brengen, bezocht Nathan zelf zijn klanten. In 1880 bevonden de meeste afnemers zich in Almelo, Deventer en Hengelo. Tien jaar later kwamen daar de grote steden als Amsterdam, Den Haag, Groningen en Rotterdam bij. De vier zonen van Nathan drukten vanaf eind 19e eeuw een steeds grotere stempel op het bedrijf. In 1906 startte de bouw van een nieuwe, derde, weverij aan de Roomweg en een grote stap werd gezet op 30 oktober 1912 door de N.V. spinnerij Roombeek op te richten, met een kapitaal van 500.000 gulden.

Nathan hield zich niet uitsluitend bezig met zijn fabrieken. Binnen de joodse gemeenschap in Enschede speelde hij een grote rol bij de Nederlandsch Israelitische Gemeente (NIG) en andere plaatselijke joodse instellingen. Ter ere van zijn 80e verjaardag richtte Nathan een fonds op voor ouden van dagen en gebrekkigen. Op jubilea vergat hij de synagoge niet. Zo schonk hij ter ere van zijn dertig jaar huwelijk een nieuwe thorarol. Na zijn overlijden op 1 mei 1921 voerden Nathans twee oudste zonen zijn testament uit. Ze schonken veel geld aan allerlei goede doelen die Nathan ter ere van zijn 80e verjaardag ook al een gift had geschonken. Het meeste geld ging naar joodse instellingen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog traden er geen grote problemen op. Hulpwevers namen het werk over van dienstplichtige wevers. Er was veel vraag naar olijfgoed, flanel, bever en tentdoek voor het Nederlandse leger en geweven goed voor de Duitse markt. Nadat de aanvoer van ruw katoen ophield, was de fabriek nog slechts enkele uren per week in bedrijf. De fabrikanten besloten om katoenafval te laten spinnen. De vraag naar papiergaren, dat vanaf eind 1917 werd gesponnen, werd steeds groter. Vanaf november 1918 tot februari 1919 ving de firma Menko in het voorgebouw van de weverij aan de Roomweg iedere nacht ongeveer 200 Engelse, Franse en Italiaanse ex-krijgsgevangenen op. Via Enschede gingen zij op weg naar hun vaderland.


Stand van N.J. Menko op de tentoonstelling ‘Het volle profijt’ in Enschede, september 1936. Deze tentoonstelling, georganiseerd door J. Kleiboer, werd ook door koningin Wilhelmina bezocht.

Begin jaren dertig uit de vorige eeuw braken zware tijden aan. Zowel de firma als de familie leden verliezen: twee zonen van Nathan en een kleinzoon overleden en alle textielbedrijven werden getroffen door de economische malaise. Tot 1934 werden moeizaam orders geboekt, de prijzen waren slecht en lang niet alle afnemers konden hun betalingsverplichtingen nakomen. Dit leidde ertoe om de vennootschap onder N.J. Menko om te zetten in een naamloze vennootschap. Voordeel was dat de familie niet langer aansprakelijk was voor eventuele verliezen van het bedrijf. Vanaf 1936 brak een bloeiperiode aan voor de textielsector, omdat steeds meer landen oorlogsvoorbereidingen gingen treffen.


Sig en Emmy, 1948.

De periode 1940-1945 waren moeilijke jaren voor de familie Menko. Het bedrijf kwam in Duitse handen, een aantal familieleden vond een onderduikadres, anderen werden opgepakt en op transport gezet naar een concentratiekamp. Sig Menko keerde van Theresienstadt via Brussel naar Enschede terug. Al had hij de pensioenleeftijd al bereikt, sprake van stoppen met werken, kwam niet in Sigs hoofd op. De fabrieksgebouwen waren ernstig beschadigd, magazijnen vernield, de weverij, het hoofdkantoor met bijbehorende garage en hooizolder waren afgebrand. Op 30 september 1947 schreef Sig, inmiddels 70 jaar oud: ‘Met jeugdige moed maar weer het nieuwe jaar in…’


In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw probeerde de firma Menko op velerlei manieren de nieuwe Menko Tissu stof onder de aandacht te brengen van een groot publiek. Hier toont een model de stof in een etalage van een kledingzaak.

Arthur Menko was na de oorlog de enige overgebleven directeur van de derde generatie Menko, aanvankelijk nog onder de vleugels van zijn oom Sig en oom Alfred. Naarmate zijn ooms op leeftijd raakten, drukte Arthur meer zijn stempel op het bedrijf. Hij wilde van N.J. Menko een moderne en vooruitstrevende onderneming maken. Ondanks al zijn pogingen kwam het bedrijf, net als bijna alle andere textielbedrijven in de problemen. In 1964 was er voor Menko voor het eerst een negatief resultaat van 300.000 gulden. Een fusie was onvermijdelijk. Menko kwam terecht bij de Koninklijke Nederlandse Textiel Unie (KNTU), een conglomeraat van in totaal veertien bedrijven. Arthur bleef nog enige jaren directeur van Menko, maar trok zich terug op 1 januari 1968. Het was Arthur niet gelukt om het bedrijf in de familie te houden.

Na de vuurwerkramp op 13 mei 2000 zijn van het fabriekscomplex van Menko en de spinnerij Roombeek, alleen de watertoren en het bijbehorende opslaggebouw behouden en hergebruikt. In de watertoren bevinden zich acht koopappartementen.


De geschiedenis van de Twentse textielfamilie begon in 1854 en eindigde in 1967. Ik heb slechts een beknopte samenvatting geschreven over de publicatie Menko, de geschiedenis van een Twentse textielfamilie. Je zou misschien een saai verhaal en opsomming van alle ondernemingen van de familie Menko verwachten, maar dat is het absoluut niet. Annelies van der Zouwen heeft een vlot, prettig leesbare familiegeschiedenis op papier gezet waarbij de aandacht naar de familieleden en hun activiteiten niet vergeten worden zodat de lezer geboeid blijft.

Menko, de geschiedenis van een Twentse textielfamilie, Annelies van der Zouwen, hardcover, 201 pagina’s, rijk geïllustreerd met veel familiefoto’s, uitgegeven door Walburg Pers, € 29,50. ISBN: 90-5730-706-5.


Avondjurken, ontworpen door Monique Schwartzenberg en vervaardigd door Marianne Müller, zomer 1960. Links avondjurk ‘Nuit de Versailles’, rechts ‘Arpège’. De jurken zijn in 1961 door Cecile Kanteman namens N.J. Menko geschonken aan het Nederlands Kostuummuseum in Den Haag. Tegenwoordig bevindt deze collectie zich in het Gemeentemuseum Den Haag.

Kijk en luister hier naar interviews die opgenomen zijn tijdens de familiereünie in augustus 2010.

Bouwpakketten van MIHO




Op het filmpje zie je de prachtige ontwerpen van MIHO. Ze worden verkocht als bouwpakket. Het ontwerp van de ree zag ik gisteren in diverse uitvoeringen bij de Bijenkorf in Eindhoven. Bij sommige dessins moest ik direct denken aan de mooie stofjes uit vervlogen tijden. Over de combinatie van kleur en dessin is nagedacht. Iedere uitvoering van een ree is perfect. De reeën kregen de naam mee zoals: Flower blow-up, Masquerade, Bunches, Gentle roe, Leaf turbine, King Deer, Purple branche. Prijzen variëren van € 24,95 tot € 29,95.

Unstoppable



Lilith (Henriëtte van Gasteren): ‘Weet je dat ik heel graag brei en haak en vroeger altijd barbiekleertjes naaide en zo? Een verslaggever complimenteerde me een keer met een zelfportret waarop ik een sjaal brei. Die heb ik echt zelf gebreid, maar dat terzijde. Hij vond het zo’n rustgevende foto, want zijn oma breide veel. Ik haak ook graag van die dunne witte spreitjes, maar ik vind niets aan het resultaat. Het werk zelf vind ik leuk. Ik heb mijn vingers kapot gehaakt met die scherpe haaknaald. Op de zolder liggen de spreitjes ergens.’

Tot 15 december 2010 is werk van Lilith te zien in het Euregiohaus in Mönchengladbach. Unstoppable vormt onderdeel van de expositie.

Je kunt ook in Theater de Maaspoort, Oude markt 30 in Venlo terecht om werk van Lilith te bekijken, en wel tot 12 december 2010.

In deze log doet Lilith de was…

Rascha Peper

Rascha Peper (pseudoniem van Jenneke Strijland) studeerde Nederlands en werkte enige tijd als lerares. In 1983 vertrok haar partner voor zijn werk naar Wenen en Rascha ging mee. Daar begon ze serieus met schrijven. In Wenen schreef ze haar eerste roman: Oesters. Daarna volgden vele romans waaronder Russisch blauw, waarvoor Rascha Peper in 1996 de Multatuli prijs ontving. Vanavond was ze te gast in de bibliotheek van Venlo.

De avond stond in het teken van haar laatste roman Vingers van marsepein en haar verhalenbundel Zwartwaterkoorts. Rascha Peper wilde al lang iets doen met de anatoom, zoöloog en botanicus Frederik Ruysch (1638-1731). Nadat ze in Museum Boerhaave enkele geprepareerde foetussen had gezien, werd het begin gelegd voor de roman Vingers van marsepein waar Frederik Ruysch een rol in speelt. Frederik Ruysch verwierf bekendheid door de manier waarop hij lichamen en lichaamsdelen van mens en dier conserveerde en zo een bizarre ‘kunstcollectie’ opbouwde. In 1717 verkocht Ruysch een groot deel van zijn collectie aan Peter de Grote, waarna deze verzameling in Sint Petersburg terechtkwam. Rascha Peper reisde af naar Rusland om deze collectie met eigen ogen te aanschouwen. Voor Ruysch is slechts een bijrol weggelegd in het boek, de hoofdrollen gaan naar Bregtje, die in 1704 leeft en Benjamin, die in het heden leeft.
Na 2,5 jaar gewerkt te hebben aan de roman Vingers van marsepein had Rascha Peper behoefte om een verhalenbundel te schrijven, en dat werd Zwartwaterkoorts die in 2009 verscheen.

Rascha Peper vertelde hoe ze aan haar ideeën komt voor haar romans. Vaak ontstaat een verhaal naar aanleiding van een krantenartikel dat ze heeft gelezen. Neem bijvoorbeeld het boek Dooi. In de winter van 1996/1997 las ze in de krant het artikel van een man wiens boot lag vastgevroren in het IJsselmeer. Op de warmste dag van 1997 zocht ze deze man op om allerlei praktische details te vragen.
Op dit moment is Rascha Peper druk met haar nieuwe roman die volgend jaar september zal verschijnen.

Foekepot



Bertien: ‘Wij hebben met de Historische Vereniging Hasselt geoefend met het maken van een foekepot. Met Sint Maarten gaan de kinderen langs de deur snoep ophalen en hebben dan een foekepot bij zich en zingen versjes.





Het begint met het opblazen van varkensblazen, die laat je drogen (een week of drie). Uit zo’n blaas kun je twee of drie stukken halen die je over een glazen pot, een blik of een bloempot (zonder gat in de bodem) spant. In het midden een stuk riet, dat aan de onderkant een noest heeft met een randje erin gekerfd, dan heeft het touwtje waarmee je het riet vastzet meer houvast. Je spant de blaas met het riet netjes in het midden en zet het vast met vliegertouw om de rand van de pot of blik. Als je je hand vochtig maakt en langs het riet strijkt ontstaat een geluid: foeke, foeke. Het is een heel oud gebruik in deze streek, maar tegenwoordig gebruikt men plastic in plaats van varkensblazen, wij willen dus het authentieke weer in ere herstellen. Heel leuk, maar die blazen stinken… niet te zuinig!’



Textielpost – Nijmegen II



Dorien: ‘Gisteren (16-10) naar de tentoonstelling geweest van Berend Strik. Hij borduurt op eigen gemaakte foto’s. Bijzonder om te zien, fascinerende effecten, het worden soms totaal andere beelden, andere sferen!’

Tot en met 9 januari 2011 is de expositie Berend Strik – May I Show You My Pictures? te zien in Museum het Valkhof in Nijmegen.

Al meer dan twintig jaar borduurt Berend Strik met felgekleurde garens zijn eigen gemaakte foto’s. Hierbij maakt hij gebruik van de technieken van de schilderkunst zoals lichtwerking, compositie en kleurtoepassing. De techniek is arbeidsintensief en wordt met perfectie uitgevoerd.

Naast de foto’s heeft Berend Strik speciaal voor de tentoonstelling twee installaties uitgevoerd; een zaal met behang van varkenssnuiten die de bezoekers aankijken en een ‘familiezaal’ waarin hij terugblikt op zijn jeugdherinneringen aan zijn familie en de stad Nijmegen.

Bij de tentoonstelling verschijnt de publicatie Berend Strik – May I Show You My Pictures?, € 17,50.

UnCOVERing Women



Uit een verzameling van 50.000 Nederlandse en internationale tijdschriften selecteerde gastconservator Margriet van der Linden, hoofdredacteur van Opzij, samen met het Graphic Design Museum de onderwerpen voor de tentoonstelling UnCOVERing Women. De tentoonstelling laat aan de hand van uit damesbladen geselecteerde beelden een tijdlijn zien van de ontwikkeling van de vrouw. Deze beelden illustreren gebeurtenissen uit het heden en verleden, van het vrouwenstemrecht tot de eerste diepvriesmaaltijd. Deze lijn loopt als een rode draad door de tentoonstelling.



Een van de eerste Nederlandse damesbladen was De Dames-post die in 1785 verscheen. De lezers werden niet geïnformeerd over de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in binnen- en buitenland, maar over zeldzame en bizarre gebeurtenissen. Verder was het blad gevuld met verhalen, gedichten en brieven van lezers. De Dames-post was met name gericht op de wat oudere, gehuwde vrouw. Helaas was het blad een kort leven beschoren. Na een half jaar ging het blad ter ziele, waarschijnlijk door een gebrek aan lezers.



Gaan we vandaag naar de Readshop voor een tijdschrift dan zien we vaak door de bomen het bos niet meer, zoveel keuze is er aan bladen. Je kunt soms je eigen favoriete tijdschrift niet meer vinden, de bladen zitten bijna tegen elkaar geplakt. Een mooie, sprekende cover valt in het niet. Bladen komen en gaan. Enkele bladen hebben een lange houdbaarheidsdatum zoals Margriet en Libelle. Zij bestaan al vanaf de jaren dertig uit de vorige eeuw. Elegance, de eerste glossy van Nederland, bestaat al ruim 65 jaar. Catherine en Felderhof zijn inmiddels uit de schappen van de winkel verdwenen. Als tijdschriftenfreak blijf ik de tijdschriftenbranche met belangstelling volgen. De beste bladen van dit moment vind ik Esta, Flow en Elegance.

UnCOVERing Women is te zien tot 1 april 2011 in het Graphic Design Museum te Breda.

Foto’s: Graphic Design Museum

Ochtendgymnastiek



Nu ik weer een jaartje ouder ben geworden, is het goed om extra aandacht te besteden aan mijn conditie. Je kunt me elke ochtend in de tuin vinden, waar ik in een mooi geborduurd rokje swingend mijn oefeningen doe.

Het was Liza Bol die mij deze grappige kaart stuurde. Het rokje bestaat uit band dat zo gekocht is, het borduurwerk voegde Liza zelf toe.

Bijbels Museum

De broer en schoonzus van Lies Huizer maakten een uitstapje naar het Bijbels Museum in Amsterdam omdat daar een tentoonstelling was van kerkboeken met bijzondere banden en zilveren sloten. Op hun route kwamen zij het borduurwerk Tempelberg met Klaagmuur tegen.



Het borduurwerk uit Jeruzalem dateert van 1904 en is gemaakt op geperforeerd karton. Vrouwen in Jeruzalem maakten in hun verlovingstijd een kleurrijke wandversiering met een afbeelding van de Tempelberg of een Bijbels tafereel. Hier zijn ook de oostelijke muur van de Tempelberg, de poort van Barmhartigheid en de grafmonumenten in de Kidronvallei afgebeeld: tombes van Absalom, Zacharia, Bene Hezir en van de profetes Hulda.

De broer en schoonzus van Lies lazen van Mieke S. het gastlogje Boekbanden in Nijmegen 1890-1930. Daar wilden ze ook naar toe. Ze genoten en maakten foto’s van de vele fraaie boekbanden. Deze expositie is inmiddels voorbij. Tot 29 oktober 2010 is de tentoonstelling Gedrukte handschriften te zien in de Universiteitsbibliotheek te Nijmegen. In deze expositie krijg je een beeld van de ontwikkeling van verluchte handschriften van de laatantieke tijd tot aan het ontstaan van de boekdrukkunst in de vijftiende eeuw.

Piet Paris



Het was dé week van Piet Paris (Pieter ’t Hoen). Het begon op donderdagavond 14 oktober in het Hirschgebouw op het Leidseplein in Amsterdam. Piet Paris koos zelf deze locatie voor zijn boekpresentatie en verkoopexpositie van de originele tekeningen die afgebeeld staan in Piet Paris Fashion Illustrations. ‘Ik ben gek op warenhuizen, en dit was vroeger een chic warenhuis, waar het personeel Frans sprak. Past wel bij Piet Paris’, laat hij ons weten in een interview met NRC Handelsblad.



De tekeningen van Piet Paris zijn heel herkenbaar. Gestileerde vrouwen in modecreaties, vaak en profil weergegeven in krachtige lijnen. Hij werkt altijd in opdracht en zijn modetekeningen zijn terug te vinden in internationale bladen als de Japanse Vogue en de Duitse Elle, en in Nederland onder meer in Elsevier en de Telegraaf. Voor Viktor & Rolf tekende hij recent de uitnodigingen en het decor voor de catwalk voor hun show in Parijs. In het voorjaar van 2011 verschijnt een servies van Piet Paris.



Piet Paris studeerde aan de Modeacademie in Arnhem. Vaak raakte hij gefrustreerd nadat de illustratie niet was zoals hij wilde. Het gaat om de perfecte vorm in zijn werk. De techniek vindt hij minder belangrijk. Om de goede vorm aan beide zijden van de illustratie te krijgen gaat Piet Paris de goede delen van het papier uitsnijden. Kleur, bij voorkeur primaire kleuren, voegt hij toe met gekleurd papier of verf.



Piet Paris bewondert Dick Bruna en Fiep Westendorp. ‘Van Fiep Westendorp kreeg ik het idee om gezichten en profil te tekenen’, zegt Paris. Inmiddels heeft Piet Paris een aardige collectie mode-illustraties opgebouwd, waarvan 115 stuks gebundeld zijn in de fraai vormgegeven publicatie Piet Paris Fashion Illustrations. Uitgegeven door d’jongeHond, 144 pagina’s, prijs € 69,95, ISBN: 978-90-89102-29-4.



Bovenop deze activiteiten vond ook nog eens de presentatie plaats van tien verschillende postzegels voor STOP AIDS NOW, de organisatie die zich inzet voor AIDS bestrijding in ontwikkelingslanden. Een uitdaging voor Piet Paris om op klein formaat te werken.