Dutch Utopia

Telfair Museum of Art (Savannah, Georgia) opende een jaar geleden de expositie Dutch Utopia, American Artists in Holland 1880-1914. Hierna reisde de tentoonstelling naar Taft Museum of Art (Cincinnati, Ohio), Grand Rapids Art Museum (Michigan) en tot en met 16 januari 2011 zijn de schilderijen te zien in Singer Laren. Gelijktijdig met deze expositie verschijnt de publicatie Dutch Utopia, Amerikaanse kunstenaars in Nederland 1880-1914.

Dutch Utopia, Amerikaanse kunstenaars in Nederland 1880-1914 is een omvangrijk, rijk geïllustreerde publicatie. In het eerste deel worden vijf essays geschreven door historici uit binnen- en buitenland. De schilderijen worden aan de hand van zes thema’s ingedeeld:
– De invloed van de 17e-eeuwse Nederlandse schilderkunst
– De invloed van de Haagse School
– Antimodernisme en de Amerikaanse progressieve beweging
– Verbondenheid: overeenkomsten in nationale identiteit
– Kunstenaarskolonies in Nederland
– Holland in de verbeelding: het ontstaan van Dutchness

Het tweede deel van de publicatie bestaat uit de catalogus. De 73 schilderijen die te zien zijn in Singer Laren worden aan de hand van een illustratie duidelijk beschreven.

De naam Dutch Utopia is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Veel kunstenaars keken bewust door een gekleurde bril naar het Nederlandse platteland, de geschiedenis en het volk. De kunst van Amerikanen, maar ook van veel andere buitenlandse schilders in Nederland, geeft daarom eerder een beeld van een utopische voorstelling van Nederland dan van de werkelijkheid. De realiteit en werkelijkheid loopt door elkaar, de grenzen zijn niet altijd duidelijk.

De meeste kunstenaars brachten hun zomers door in kolonies op diverse plaatsen in Nederland. Katwijk was geliefd vanwege de goede zeegezichten. Laren was in trek door de schilderijen met schapen op de heide, boeren met koeien en vrouwen in armoedige interieurs, van kunstenaars van de Haagse School. Rijsoord en Hattem werden bezocht. Egmond mag niet ontbreken in dit rijtje en Volendam werd de ultieme Nederlandse plattelandskolonie, die bij de toeristen onder de aandacht werd gebracht als het beeldschone, oude Holland. Het Volendamse beeld werd door het Amerikaanse publiek het best herkenbaar als Nederlands.



Op veel schilderijen van Amerikaanse kunstenaars zien we de klederdracht voorbijkomen, al dan niet overeenkomend met de desbetreffende plaats. Gari Melchers (1860-1932) schilderde vrouwen vaak met hoofddeksels die alleen in Brabant werden gedragen, maar afgebeeld staan in plaatsen buiten Brabant. Andere kunstenaars combineerden klederdracht uit verschillende steden en regio’s. Op het schilderij Paaszondag (1910-1911) heeft Melchers de vrouwen willekeurig voorzien van allerlei Nederlandse klederdrachten om het plaatje visueel aantrekkelijker te maken. In Holland (1887) – cover boek – van Melchers toont twee Hollandse boerenmeisjes op de steile helling van een zandduin, de een wacht op de ander terwijl ze naar huis lopen. Het melkmeisje draagt een elegante jurk met een pelerine terwijl het andere meisje gekleed is in haar werkkleding met op haar hoofd een gehaakt mutsje (een vergelijkbaar gehaakt mutsje staat afgebeeld in Overijsselse streekdrachten van Wielent Harms, pagina 157). Boven aan de helling zien we een windmolen en de bekende rode dakpannen van huizen in Egmond aan Zee. Melchers verzamelde ouderwetse kleding en snuisterijen waarmee hij zijn taferelen van het plattelandsleven mooier en ‘authentiek’ maakte.
Melchers laat de pelerine regelmatig terugkomen op zijn schilderijen: De schaatsers (circa 1892) en Het gezin (circa 1895). Melchers deelde een atelier met George Hitchcock (1850-1913) en het is dan ook niet verrassend dat de pelerine ook opduikt in zijn schilderijen.



De kantwerksters (ca.1885-1900) van Walter MacEwen (1858-1943) toont drie zittende vrouwen die bezig zijn met het afwerken van de randen van een grote lap witte stof. De vrouwen dragen de Gelderse klederdracht zoals die was in de tijd dat MacEwen zijn zomers doorbracht in Hattem. In 1887 schilderde MacEwen Het spookverhaal in Hattem. Op dit schilderij zijn de vrouwen niet in de Gelderse dracht afgebeeld, maar dragen zij de klederdracht van Volendam. Het interieur doet niet typisch Volendams aan. Het vertellen van een spookverhaal door één van de vrouwen kan een verwijzing zijn naar de Veluwe (de regio waar Hattem ligt), die een lange traditie kende op het gebied van folklore en verhalen vertellen.



Van de zeven olieverfschilderijen van Wilhelmina Douglas Hawley (1860-1958), allemaal met Rijsoordse thema’s, is Twee vrouwen bij de rivier de Waal (1894) het enige gedateerde exemplaar. De twee vrouwen staan afgebeeld in de traditionele Rijsoordse klederdracht met elegante ‘krullenmutsen’. Deze doordeweekse mutsen (keuvels) zijn gemaakt van witte batist of gaas en werden op het hoofd bevestigd door middel van een paar gouden of vergulde krullen, ofwel spiraalvormige oorijzers. De ‘kantemus’, een muts met kanten sierstroken, was hoofdzakelijk bedoeld voor zondagen of speciale gelegenheden.



Carl Eugene Mulertt (1869-1963) laat in zijn pasteltekening Vissersmeisje bij de Oude kerk (1910) een ernstig portret zien van een meisje in Katwijkse dracht. Zij staat prominent op de voorgrond.



In 1892 bracht Elizabeth Nourse (1859-1938) de zomer door in Volendam. Nourse voelde een affiniteit met de katholieken van Volendam en ze bewonderde hun leven van hard werken en naar de kerk gaan. Zij schilderde een aantal Volendamse vrouwen en kinderen in hun dracht, die staan te wachten op de terugkeer van de vissers. Dit schilderij is jammer genoeg niet te zien in Singer Laren.



Een belangrijke kunstenaar die voor de bekendheid van Volendam in Amerika heeft gezorgd, was John Rettig (1858-1932). Van 1905 tot 1907 logeerde hij jaarlijks lange tijd samen met zijn vrouw in Hotel Spaander. In de jaren twintig keerde hij nog twee keer terug. Grote hoeveelheden Volendamse kostuums, Nederlandse meubelstukken en voorwerpen nam Rettig mee naar zijn huis in Cincinnati. Op deze manier maakte hij reclame voor Volendam. Voor zijn schilderij Het rode interieur (Maartje) (1906) poseerde Maartje Koning. Maartje is aan het breien en draagt de Volendamse dracht. De kamer geeft een goed beeld van een Volendams binnenhuis.

Voordat ik naar Singer Laren ging heb ik de informatie van de schilderijen aandachtig gelezen in de fraaie publicatie Dutch Utopia, Amerikaanse kunstenaars in Nederland 1880-1914. Goed voorbereid ging ik op stap. Een goed idee voor een volgend bezoek aan een tentoonstelling.

De schilderijen geven ons een beeld hoe de Amerikaanse kunstenaars eind 19e en begin 20e eeuw Nederland zagen. Voor textielliefhebbers valt er veel moois aan streekdrachten te ontdekken, ook al is het niet allemaal historisch verantwoord. De schilderijen waren uiteindelijk niet voor ons bedoeld, maar voor internationale beschouwers in Amerika, Frankrijk en andere Europese stedelijke centra, die waarschijnlijk niet zouden kibbelen over details van de streekdrachten.

Dutch Utopia, Amerikaanse kunstenaars in Nederland 1880-1914, paperback, 256 pagina’s met 125 illustraties in kleur, uitgegeven door Thoth, € 29,50. ISBN: 978-90-6868-548-0.

Singer Laren: Dutch Utopia. Zo zagen ze ons graag. Maar zo waren we niet. De expositie is te zien tot en met 16 januari 2011.

Ga je naar Dutch Utopia in Singer Laren, vergeet dan niet het prachtige werk L’Absente, 1889 (De afwezige op Allerzielen) van Walter MacEwen in je op te nemen.



Het schilderij toont een jonge vrouw en haar zittende vader die in slaap is gesukkeld terwijl zijn dochter in de Heilige Schrift leest. Een derde figuur – een spookachtige, half doorzichtige verschijning die de overleden moeder voorstelt – zit ook in de kamer. Is de verschijning opgeroepen door de ingedutte vader of door haar dochter? De dochter draagt een boomhul, een kap die hoort bij de traditionele klederdracht van Volendam. De rest van haar dracht is niet specifiek Volendams, noch die van haar vader.