Wasplaats in Jemen



We trekken met Anneke Schoonenberg Kegel verder de wereld over en komen aan in Jemen. Anneke: ‘We hadden een wandeling langs de rivier gemaakt. Toen stuitten we op dat groepje vrouwen aan de was. Alle vrouwen zijn gesluierd en in het zwart. Meestal dragen ze een gezichtssluier, soms zijn zelfs de handen met handschoenen bedekt. Onder die zwarte eenvormige outfits gaat een scala aan kleding schuil variërend van moderne spijkerbroeken tot vodden en van uitbundige feestkleding met geborduurde kant en lovertjes en zeer pikante lingerie tot wat wij in de groep oneerbiedig de soepjurk noemden. Het was een van onze meest geweldige reizen, terug in de tijd. Het Midden Oosten nog redelijk onaangetast zoals het ooit geweest moet zijn. De natuur is er overweldigend. Voor de inwoners zelf is het leven er heel zwaar. Gigantische armoede en achterstand. Vooral voor vrouwen is het leven heel hard. Op het platteland is het keihard werken, de vrouwen die in de stad wonen zijn aan strenge regels gebonden. Als vrouwen niet een restaurant in mogen gaan, bijvoorbeeld: Soms zijn er, vaak naast de “toiletten”, zogenaamde familiekamers ingericht waar de vrouwen aan een kale formica tafel of zittend op de betegelde vloer ook wat mogen nuttigen. Een keer heb ik Taïz een jonge moderne vrouw, natuurlijk wel van top tot teen gesluierd, gezien. Zij moest braaf wachten tot haar man klaar was met eten en drinken. Zelf kreeg zij niets. Kon ook niet, want om iets te kunnen eten moet je je gezichtssluier optillen en dat kan natuurlijk niet in het openbaar.
Ik heb zo’n zwarte jas met sluier meegenomen maar ook een schitterend geborduurd, oud fluwelen gewaad. Dat hangt hier aan de muur. Als westerse vrouw wordt er niet van je verwacht dat je gesluierd en in het zwart gekleed gaat. Wel schouders, armen en benen bedekken. Ik heb me er geen moment bedreigd gevoeld. In tegendeel, in Sanäa de hoofdstad, kun je ’s avonds rustig alleen over straat gaan. Niemand die je wat doet. Mensen zijn vreselijk vriendelijk en gastvrij. Ook in dorpen ben ik bij vrouwen thuis geweest. Robert mocht dan niet mee. Jammer voor hem, maar het was wel geweldig om het leven van die vrouwen van zo dichtbij te zien. Over Jemen kan ik heel lang vertellen. Ook daar waren we in 2007. Dat was een vruchtbaar reisjaar.’



Anneke: ‘In Jemen gaan nog lang niet alle meisjes naar school. We hebben wel een schooltje bezocht. Rob en ik maakten samen een lange wandeling en kwamen in een klein dorp. We hoorden kinderen in een school. Stel je bij het woord school niets voor. Een betonnen gebouwtje, vrijwel geen leermiddelen en een stokoud bord. Wij naar binnen en we werden ontvangen of we vertegenwoordigers van Koningin Beatrix waren. Er zaten meisjes op die school, op de achterste bank weliswaar en compleet gehuld in het zwart. Je zag alleen hun ogen. Maar ze zaten er dan toch maar en kregen wiskundeles, gegeven door een man! Overigens zijn wij Nederlanders erg gezien in Jemen. We steunen daar veel ontwikkelingsprojecten. Wij zijn ons dat niet bewust maar de Jemenieten wisten dat wel en keer op keer werden we daar door willekeurige voorbijgangers voor bedankt. Dat voelt best raar. Bedankt voor iets waar je geen weet van hebt.’